OpinieOnderwijs
Opinie: Kijk bij onderwijsongelijkheid verder dan de grote stad
Krijgen kinderen van allochtone ouders vaker een laag schooladvies? Dat ligt eraan hoe je het bekijkt, stelt onderzoeker en publicist Josse de Voogd.
‘Aantoonbare discriminatie, die zien we in het onderwijs in harde cijfers’, aldus Aleid Truijens in haar column van 8 juni. Ze verwijst daarbij onder andere naar de kwestie van onderadvisering van leerlingen met een niet-Westerse migratieachtergrond. Zij zouden vaker dan autochtonen een lager schooladvies krijgen dan uit hun Cito-score blijkt.
Het is een vaak gehoorde klacht die geregeld opduikt in de media. Tegelijk laat een reeks onderzoeken van onder andere het Sociaal Cultureel Planbureau, de Onderwijsinspectie, het Verwey-Jonker instituut en de Radboud Universiteit zien dat er van structurele onderadvisering geen sprake is. Beeldvorming en cijfers lopen dus uiteen.
Uit de onderzoeken blijkt wel een sterke samenhang tussen onderadvisering en het opleidingsniveau van ouders. Kinderen met lager opgeleide ouders krijgen vaker een te laag schooladvies ten opzichte van de Cito-score en kinderen met hoger opgeleide ouders vaak een te hoog advies. Aangezien kinderen met een migratieachtergrond vaker dan gemiddeld lager opgeleide ouders hebben, valt te verwachten dat zij dus vaker een te laag schooladvies krijgen. Is het niet om hun etniciteit dan alsnog vanwege hun sociale klasse.
Maar ook dit komt niet naar voren. Er blijkt namelijk nog een belangrijke factor te zijn: geografie. De stedelijke realiteit, die zo domineert in de media en in het maatschappelijke debat, is een andere realiteit dan de landelijke. Ook Truijens verwijst naar cijfers over Amsterdam, waarbij ze zelf al opmerkt dat ‘het verschil in de grote steden bijna karikaturaal is’.
Voor wie iets wil zeggen over onderwijsongelijkheid in heel Nederland is het daarom beter om niet alleen naar deze stedelijke cijfers te kijken. De hoofdstad, waar maar vijf procent van de Nederlanders woont, behoort tot de minst gemiddelde gemeenten van het land. Waar er in Amsterdam inderdaad een relatie is tussen migratieachtergrond en onderadvisering, valt deze relatie landelijk gezien juist weg.
Bevolkingsopbouw
Dat het beeld zo verschilt tussen de grote steden en de rest van het land komt omdat de steden een sterk gepolariseerde bevolkingsbouw kennen. Enerzijds wonen er veel autochtone hogeropgeleiden. De kinderen uit deze groep worden opvallend vaak overgeadviseerd. Vooral in Amsterdam en enkele omringende welvarende regio’s is dit extreem.
Anderzijds wonen er in dezelfde steden veel mensen met een migratieachtergrond, die gemiddeld lager zijn opgeleid. Wat betreft onder- en overadvisering is deze groep minder goed af dan de veelal hogeropgeleide autochtonen in de grote stad, maar tegelijk beter dan autochtonen erbuiten.
Het lijkt erop dat ook leerlingen met een migratieachtergrond en doorgaans lager opgeleide ouders in de steden mee omhoog worden getrokken qua schooladvies. Ook vindt er in steden vaker bijstelling plaats als de Cito-score een hoger niveau uitwijst. Wonen in de stad vergroot dus de kans op een hoger schooladvies. Aangezien leerlingen met een migratieachtergond vaker in de stad wonen, valt hun schooladvies landelijk gezien dus relatief hoog uit, ondanks het gemiddeld lage opleidingsniveau van de ouders.
Tegelijk betekent wonen in de stad ook geconfronteerd worden met grote contrasten. Leerlingen met een migratieachtergrond wonen in de stad samen met de meest kansrijke, hoogst opgeleide én meest overgeadviseerde autochtonen. Naast een verschil in schooladvies leidt dit ook tot een sterke segregatie tussen woonwijken en tussen scholen. De vwo-scholen zijn er overwegend wit, de vmboscholen zwart, en het schooladvies is bepalend voor in welke bubbel je terecht komt. Deze ongelijkheid leidt tot onbehagen en ongemak.
Automatisme
Zoomen we uit naar heel Nederland, dan ontvouwt zich een andere realiteit. Buiten de grote stad, waar opgeteld veel meer mensen wonen, is een vmbo-opleiding ook voor autochtonen de normaalste zaak van de wereld. Het automatisme waarmee hoogopgeleid soms wordt vertaald in autochtoon, snijdt hier geen hout.
Als het gaat om onderadvisering, blijkt dit verreweg het meeste voor te komen in overwegend witte plattelandsgebieden. In gemeenten in het noordoosten van Friesland wordt zelfs een meerderheid van de kinderen ondergeadviseerd. Waar de voordelen van een witte huidskleur vaak duidelijk aanwezig zijn, lijkt het als het gaat om het schooladvies bij minder kansrijke autochtonen ook weleens om te slaan in het tegendeel.
Bij gelijke prestaties krijgen kinderen van autochtone lager opgeleide ouders eerder een wat lager advies. Daarnaast kan de sterke focus op ongelijkheid en segregatie naar etniciteit in vooral de grote steden tot gevolg hebben dat de problemen van deze groep uit het zicht blijven. Ook onder deze groep broeit de onvrede.
Verschillende realiteiten bestaan dus naast elkaar. Wat in de stad om kleur lijkt te draaien, blijkt landelijk toch eerder een klassenkwestie. Je zou kunnen spreken over een ‘regionalisering van feiten’. Het onbehagen van stedelijke jongeren is begrijpelijk, voor hen doet de lokale context ertoe, en niet wat er gebeurt in Achtkarspelen. Maar in het landelijke debat, als het gaat over onderwijsongelijkheid in héél Nederland, zou elke leerling, waar deze ook woont, er even veel toe moeten doen.
Josse de Voogd is onderzoeker en publicist regionale verschillen.