OpinieJongeren
Opinie: Jongeren zijn actiebereid, nu de politiek nog
De jongeren van alle kleuren die massaal meedoen aan de betogingen tegen racisme laten zien dat velen liever hun mening geven buiten de gevestigde kaders om. De politiek moet hen op straat zoeken, meent Femke Kaulingfreks.
‘Begin de revolutie van onderop’, was de boodschap van premier Rutte voor de jongere generatie tijdens de corona-persconferentie op 20 mei. Een krappe twee weken later gingen duizenden jongeren in verschillende Nederlandse steden de straat op om tegen racisme te demonstreren.
Nu is het tweede niet een direct gevolg van het eerste. Rutte riep jongeren op om met goede ideeën te komen voor de inrichting van de anderhalve-meter-samenleving, terwijl de demonstraties op sommige plekken zo massaal waren dat de basisregel van anderhalve meter afstand juist geschonden werd. Toch gingen de demonstraties wel degelijk over de inrichting van de post-coronasamenleving.
Belangenorganisaties
Na de bewuste uitspraken van Rutte benadrukten belangenorganisaties als het LAKS, FNV Young & United en de NJR hoe belangrijk het is dat jongeren hun stem laten horen, maar er kwam toen geen publieke, breed gedragen beweging op gang. ‘Niemand is hier bezig met een kladblokje om Mark Rutte van ideeën te voorzien’, stelde een vader van drie pubers laconiek in de Volkskrant. Hij observeerde thuis een desinteresse voor overheidsbeleid die veel jongeren delen.
Maar, de demonstraties tegen racisme en politiegeweld hebben laten zien dat jongeren wel degelijk duidelijke ideeën hebben over de inrichting van een eerlijke, inclusieve en rechtvaardige samenleving en daar ook voor in beweging willen komen. Niet alleen internationale solidariteit na de tragische dood van George Floyd zette jongeren aan tot actie, maar ook de wens dat institutioneel racisme in Nederland nu eindelijk grondig wordt aangepakt.
Om jongeren daadwerkelijk inspraak te geven in de inrichting van de post-coronasamenleving, kunnen politici een aantal belangrijke lessen trekken uit de gebeurtenissen van de afgelopen weken. Die gaan zowel over de vorm als over de inhoud van jeugdparticipatie op politiek-maatschappelijk gebied.
Ten eerste wordt duidelijk dat jongeren graag zelf bepalen hoe, wanneer, en onder welke voorwaarden zij zich uitspreken over politieke thema’s. Spontane demonstraties zoals vorige week op de Dam en de Erasmusbrug geven jongeren die niet vanzelfsprekend hun weg naar de politiek vinden, een podium.
Jongeren van kleur
Veel jongeren van kleur en jongeren met een migratieachtergrond voelen zich niet aangesproken door de oproep van Rutte, omdat ze een gebrek aan politieke representatie ervaren. Politici zetten zich in hun ogen onvoldoende in om de maatschappelijke obstakels uit de weg te ruimen die hen belemmeren in hun ontwikkeling, zoals etnisch profileren door de politie, discriminatie op de arbeidsmarkt of segregatie in het onderwijs. Lang niet iedereen wil of kan gebruik maken van de formele kanalen voor inspraak en lang niet iedereen voelt zich gehoord of vertegenwoordigd door belangenorganisaties.
Het is daarom belangrijk dat de vorming van een ‘participatie-elite’ voorkomen wordt. Als Rutte daadwerkelijk wil dat jongeren meedenken over het regeringsbeleid, doet hij er goed aan om niet alleen een select jong gezelschap uit te nodigen op het Catshuis, maar ook op de straten van diverse wijken als Amsterdam-Zuidoost, Poelenburg en de Schilderswijk in gesprek gaan met jongeren. Om schijnparticipatie te voorkomen moeten jongeren op verschillende plekken en op verschillende manieren worden gehoord, zodat adviezen die namens ‘de jeugd’ worden uitgebracht niet slechts de stem van een al bevoorrechte selectie vertegenwoordigen.
Ten tweede hebben jongeren de laatste dagen het adagium van John F. Kennedy juist ter harte genomen: ‘Ask not what your country can do for you, but what you can do for your country.’ Door zich publiekelijk uit te spreken tegen institutioneel racisme geven ze blijk van actief burgerschap en maatschappelijk engagement.
Onevenredige risico's
Het aandeel dat jongeren hebben in de inrichting van de post-coronasamenleving hangt niet alleen samen met hun bereidheid om zich aan de regels te houden of verantwoordelijkheid te nemen voor het bouwen aan hun toekomst. Ze roepen ook de politiek ter verantwoording, om gelijke behandeling door autoriteiten en een gelijke toegang tot basisvoorzieningen te waarborgen. Juist nu, tijdens de coronacrisis, lopen bepaalde jongeren onevenredige risico’s, omdat ze als vakkenvuller of zorgmedewerker extra besmettingsgevaar lopen, omdat ze als flexwerker hun baan dreigen kwijt te raken, of omdat ze vaker beboet worden in wijken waar meer politiecontroles plaatsvinden, waar grote gezinnen in kleine huizen wonen en waar het jongerenwerk is wegbezuinigd.
Het gaat hier, niet toevallig, vaak om jongeren van kleur. Om ervoor te zorgen dat alle jongeren, ongeacht kleur en achtergrond, goed uit de coronacrisis komen moet het tegengaan van jeugdwerkloosheid hand in hand gaan met het creëren van kansengelijkheid in het onderwijs en het uitbannen van institutioneel racisme.
Wanneer de basis is gelegd voor een kansrijk maatschappelijk milieu om in op te groeien, zal het voor jongeren ook makkelijker worden om mee te denken over het regeringsbeleid. Wie maar moet zien te overleven, heeft immers geen tijd om Rutte van gratis advies te voorzien. Nu jongeren hun actiebereidheid hebben getoond, is het de vraag welke acties er in Den Haag ondernomen zullen worden. Jongeren zijn al lang klaar voor die revolutie, nu de politiek nog.
Femke Kaulingfreks is lector Jeugd en Samenleving aan de Hogeschool Inholland.