Opinie

Opinie: Herwaardering beroepsonderwijs moet meer zijn dan een moreel appèl

Fijn dat minister Dijkgraaf zijn steun uitspreekt voor het beroepsonderwijs, maar dan moeten er ook echt hogere salarissen en betere doorstroomkansen komen om behalve jongeren, ook hun ouders over de streep te trekken.

Ron Bormans en Erwin van Braam
Introductieweek afgelopen zomer in Utrecht, waaraan nu ook mbo-studenten meededen. Ook werd de eerste studentenvereniging  voor mbo’ers (RSHV) opgericht. Bij hun stand konden geïnteresseerden ludiek door een opgeblazen stormbaan.  Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant
Introductieweek afgelopen zomer in Utrecht, waaraan nu ook mbo-studenten meededen. Ook werd de eerste studentenvereniging voor mbo’ers (RSHV) opgericht. Bij hun stand konden geïnteresseerden ludiek door een opgeblazen stormbaan.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Terecht legt minister Dijkgraaf van Onderwijs afgelopen zaterdag de vinger op de zere plek: het wordt hoog tijd dat we het beroepsonderwijs gaan herwaarderen. Want in deze onzekere tijden, die bol staan van transities (energie, bouw, klimaat) en de noodzaak grote maatschappelijke sectoren beter en anders in te richten (zorg, welzijn, onderwijs) zijn het de vakmensen die de veranderingen moeten bewerkstelligen.

De oproep van de minister is sympathiek. De basisgedachte dat het beroepsonderwijs belangrijk en zinvol is en dat we vakmensen hard nodig hebben en moeten waarderen, wordt breed gedeeld. In de samenleving, maar ook in de politiek, van links tot rechts. Het appelleert bovendien aan de idee van gelijke kansen. Maar tegelijkertijd laten op microniveau ouders hun eigen kinderen toch vooral graag naar de universiteit gaan. Het is niet voor niets dat de bijlesindustrie zo floreert, dat categorale gymnasia zo populair zijn en dat de universiteiten zo gegroeid zijn.

Over de auteurs

Ron Bormans is voorzitter College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam. Erwin van Braam is directeur Education, Research & Information Management aan de Breda University of Applied Sciences Beiden waren voorzitter resp. secretaris van Adviescommissie Positionering Hoger Beroepsonderwijs (Focus op Professie, 2022).

Opwaartse druk

En in de kern is dat te begrijpen. Een keuze voor het beroepsonderwijs is, op dit moment, een keuze die vooral kansen ontneemt aan jonge mensen. Deels is die opwaartse druk cultureel te verklaren. Maar laten we eerlijk zijn: er zijn ook goede argumenten voor.

In de eerste plaats een kans op een hoog inkomen. Natuurlijk, de minister heeft gelijk als hij stelt dat een afgestudeerde filosoof wellicht minder verdient dan een mbo-elektrotechnicus. Maar is dat een eerlijke vergelijking? De realiteit is dat op masterniveau afgestudeerden gemiddeld tientallen procenten meer verdienen dan mbo-opgeleide vakmensen bij aanvang van de loopbaan. Een verschil dat bovendien toeneemt in de loop van de tijd.

In de tweede plaats omdat het mbo nog onvoldoende perspectief biedt op verder leren. De weg naar de heilige graal – de mastergraad – is vanuit het mbo nog veel te lang en vol obstakels. Niet alleen omdat het vele jaren discipline en doorzettingsvermogen vraagt, maar ook omdat het huidige stelsel mbo’ers die verder willen vroeg of laat dwingt in een theoretische route. Want via het beroepsonderwijs is in Nederland – anders dan in veel andere landen, zoals bijvoorbeeld Duitsland – de master- en doctorsgraad in de meeste vakgebieden niet of nauwelijks te bereiken.

Daarmee ‘dwingen’ we mensen met die ambitie de beroepskolom te verlaten en hun heil te zoeken in de algemeen vormende kolom, om uiteindelijk bij de universiteit te belanden waar men vaak minder op de beroepspraktijk gerichte masters volgt en meer de wetenschappelijk georiënteerde. Denk aan de uit het mbo afkomstige Social Worker die uiteindelijk een master sociologie gaat doen, met het risico weg te drijven van de professie door beleidsmedewerker of adviseur te worden.

Verschillen

In de derde plaats is er de schoolomgeving zelf. Deels speelt daar dat culturele argument: ouders zien hun kinderen graag in een omgeving waarin medestudenten hen omhoog trekken. Maar ook in de fysieke omgeving zelf is te zien dat de schoolomgeving beter wordt hoe hoger in het onderwijsgebouw. Het voorzieningenniveau in het mbo (loop eens een technieklokaal van een roc, een hogeschool en een universiteit binnen) is beduidend minder dan het hbo, laat staan het wo.

De ruimte die het hbo krijgt om te dingen naar de gunst van de studenten, is veel kleiner dan die van het wo. Er is minder ruimte het onderwijs te verrijken met onderzoek, voor de ontwikkeling van professionele masters en om medewerkers te professionaliseren met PhD’s. Dat is in vele buitenlanden echt anders.

De kanteling hangt in de lucht. Meer en meer dringt het besef door dat die opwaartse druk tegen ons gaat werken. Het aanhoudende pleidooi van werkgevers om het beroepsonderwijs meer cachet te geven helpt daarbij, de missie van Dijkgraaf kan dat zetje in de rug zijn. Maar dan is het beide partijen nu doorzetten: de waaiergedachte louter als moreel appèl, is onvoldoende. Fundamentele aanpassingen zijn nodig, zowel in het loongebouw als in de organisatie van het onderwijs.

Betere betaling, meer scholing

Werkgevers zullen – heel simpel – beter moeten gaan zorgen voor praktisch opgeleide mensen als we hen zo waarderen. Het is dus aan de werkgevers om radicaal hun beloning te doordenken en meer kansen te bieden voor verdere professionele ontwikkeling. Levenslang ontwikkelen kortom, zodat een mbo-opleiding ook tijdens de loopbaan toegang biedt tot hoger onderwijs.

Laat de overheid zelf het voorbeeld geven. Stel een staatscommissie in en vraag naar een voorstel om het loongebouw zodanig evenwichtig in te richten dat de keuze voor een beroepsgerichte opleiding, ook vanuit salaris- en groeiperspectief, een rationele is.

Minister Dijkgraaf heeft zelf geopperd minder te denken in termen van hiërarchie in het onderwijs en kwam met het alternatief van een waaier van naast elkaar gerangschikt mbo, hbo en wo. Wij omarmen die gedachte. Maar dat betekent wel dat het mbo en hbo meer ontwikkel- en ontplooiingsruimte moeten krijgen, zodat de beroepskolom zich kan ontplooien tot een gelijkwaardig alternatief voor de vwo-universiteit-route.

Minister Dijkgraaf benoemt het juiste probleem, al is het al bijna te laat. Zonder razendsnel doorpakken, zet de huidige tendens zich door en gaan we een toekomst tegemoet van substantiële groei van universiteiten (in de ordegrootte van twee instellingen erbij) en substantiële krimp van het beroepsonderwijs (bijvoorbeeld, in het hbo in de ordegrootte van twee hogescholen). Kortom, laten overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen de handen ineenslaan en het beroepsonderwijs alsnog klaarstomen voor de 21ste eeuw.

Wilt u reageren? Stuur dan een opiniebijdrage (max 700 woorden) naar opinie@volkskrant.nl of een brief (maximaal 200 woorden) naar brieven@volkskrant.nl

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden