Opinie
Opinie: Gelijke kansen? Verleng het vmbo dan tot vijf jaar, het mbo weer tot vier en de havo tot zes jaar
Minister Dijkgraaf wil graag dat meer jongeren het mbo kiezen. Oké, maar geef het beroepsonderwijs dan een forse opfrisbeurt zodat het zich kan meten met het kwalitatief betere hoger onderwijs en echt gelijke kansen kan bieden, menen drie (oud-)onderwijsbestuurders.
Minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf stelt dat ‘niet iedereen steeds maar hoger en hoger opgeleid wil worden: een mbo-opleiding is ook prachtig!’ Dat laatste is zeker waar, maar het eerste gaat eraan voorbij dat de helft van de jongeren niet eens de kans krijgt hoger opgeleid te worden. 50 procent aan een universiteit of hogeschool. De kans om daar te komen is echter zeer ongelijk verdeeld over de diverse sociale milieus. Hoe lager het opleidingsniveau en het inkomen van de ouders, hoe kleiner de kans dat een kind de universiteit of hogeschool haalt.
Minder aanleg en steun van thuis spelen een rol bij deze kansverdeling, maar de grootste rol speelt de inrichting van het voortgezet onderwijs: er is lang en kwalitatief goed onderwijs voor kinderen in het vwo, er zijn kortere en smallere trajecten voor de vaak minder welvarende leerlingen in havo, vmbo en mbo. Zo versterkt het onderwijsstelsel de bestaande sociale ongelijkheid.
De jongeren die universiteit of hogeschool niet bereiken, komen overwegend uit gezinnen waar de ouders minder opleiding hebben en het inkomen bescheiden is. Hun onderwijs raakt in kwaliteit verder achterop bij het hoger onderwijs dat zich steeds verder ontwikkelt. Dat versterkt de kansenongelijkheid en maakt de overstap van deze groep naar het hoger onderwijs nog moeilijker.
Onvoldoende besef
In de politiek is er onvoldoende besef dat ons land niet alleen moet koersen op goed hoger onderwijs, maar dat de kwaliteit van de basis in vmbo, havo en mbo minstens zo belangrijk is. Om de maatschappelijke tweedeling een halt toe te roepen, en om op de arbeidsmarkt duurzame inzetbaarheid van toekomstige werknemers te waarborgen. Mooie woorden uit Den Haag over het belang van vakmanschap en beroepsonderwijs zijn terecht, maar helpen niet als de politiek niet bereid is in de nieuwe regeerperiode allereerst fors extra te investeren in vmbo, havo en mbo.
Ondanks de onvoldoende middelen, presteren docenten in havo, mbo en vmbo zeer behoorlijk. Desondanks is Nederland bij een aantal cruciale basisvakken internationaal achterop geraakt. Denk aan Nederlands, leesvaardigheid, rekenen/wiskunde en burgerschap. Vakken die in het vwo op peil worden gehouden, maar voor havisten, vmbo’ers en mbo’ers, gelet op het aantal beschikbare lesuren, kennelijk niet zo belangrijk worden geacht. Snelle voorbereiding op een beroep en vakkennis krijgen de nadruk; waarbij opgemerkt mag worden dat de vakbekwaamheid ruim op orde is. Niettemin is het onderwijstype smaller, de opleiding korter, de ruimte voor algemene vorming kleiner en zijn de docenten minder opgeleid en worden minder betaald dan in het vwo.
Hogere eisen
Politici en beleidsmakers vergeten dat niet alleen de universiteiten maar ook de arbeidsmarkt en de hogescholen, waar mbo’ers en havisten met hun diploma terechtkomen, steeds hogere eisen stellen. Met alleen smalle vakkennis komt in onze hightechsamenleving niemand meer uit de voeten. Voor toelating tot de hogeschool en voor banen in het middenkader worden meer taalvaardigheid en sociale competenties gevraagd. Ook voor deze jongeren legt de samenleving de lat steeds hoger.
In de huidige situatie krijgen kinderen die van thuis de meeste bagage hebben meegekregen, ook het meeste en beste, door de overheid bekostigd, onderwijs. Dat begint met zes jaar vwo en daarna nog eens vijf jaar universiteit. Op het vmbo krijgen leerlingen slechts vier jaar, waarna ze in maximaal drie jaar mbo naar de arbeidsmarkt worden geduwd. Dan hebben ze wel voldoende vakkennis, maar onvoldoende geletterdheid, culturele vorming en verantwoordelijk burgerschap.
Verlenging opleiding
Om deze leerlingen een eerlijke kans te geven is het noodzakelijk het vmbo te verlengen naar vijf tot zes jaar en de algemeen vormende vakken te versterken (mavo-plusniveau), met een aangepaste didactiek en meer praktijkleren om ze te blijven boeien. Om dezelfde reden moet ook de havo van vijf naar zes jaar worden uitgebreid, om meer ruimte te geven voor Nederlands, wiskunde, vreemde talen en burgerschap. Het mbo zou weer van drie naar vier jaar moeten gaan, met veel meer ruimte voor de algemene vakken en persoonlijkheidsvorming.
Een gezamenlijke onderbouw in het voortgezet onderwijs voor 12-15/16 jarigen zou veel kansenongelijkheid verminderen, maar is een conservatief politiek taboe. Nederland is internationaal een grote uitzondering met de veel te vroege selectie op 12-jarige leeftijd. Die selectie is gebaseerd op een schooladvies dat lang niet altijd een goede voorspellende waarde heeft, maar wel bepalend is voor de opleidingskansen. Een grote coalitie van bijna alle onderwijsorganisaties bepleitte een doorbraak in januari 2020 (Toekomst van ons Onderwijs). Maar in het onderwijsbeleid wordt dit door de Oeso (die de positie van het Nederlands onderwijs vergelijkt met die in andere landen) herhaaldelijk afgegeven signaal genegeerd. De kansenongelijkheid groeit.
Kwaliteitsimpuls
Als we geen afscheid nemen van de verschillende schooltypen, zorg dan in ieder geval dat alle leerlingen gelijke kansen krijgen om hun talenten te ontplooien. En begin met een substantiële kwaliteitsimpuls bij het vmbo waar 40 procent (!) van alle leerlingen zit, en vrijwel alle kinderen uit de kwetsbaarste milieus, met achterstanden in de essentiële vaardigheden Nederlands, rekenen, culturele vorming en burgerschap.
Kansenongelijkheid heeft alles te maken met de grote kwaliteitsverschillen tussen de schoolsoorten, die voortkomen uit de grote verschillen in financiële ruimte. Investeren in hoger onderwijs is prima, maar wie niet minstens zoveel investeert in de leerlingen en studenten van vmbo, havo en mbo vergroot de kloof in de samenleving.
Wilt u reageren? Stuur dan een opiniebijdrage (max 700 woorden) naar opinie@volkskrant.nl of een brief (maximaal 200 woorden) naar brieven@volkskrant.nl