OPINIECORONAREGELS
Noodverordening tegen samenkomsten bedreigt onze privésfeer
Het verbod op samenkomsten moet niet voor binnenshuis gelden, daarvoor is het te onduidelijk, zo betogen Jan van der Grinten en Jon Schilder.
Op maandag 23 maart maakte het kabinet nieuwe coronamaatregelen bekend. Formeel betekenen die maatregelen dat de betrokken ministers de voorzitters van de 25 Nederlandse veiligheidsregio’s opdragen een noodverordening vast te stellen waarin de kabinetsmaatregelen zijn opgenomen.
Na inwerkingtreding van zo’n verordening is degene die zich niet aan een maatregel houdt strafbaar. Wij hebben alle begrip voor de maatregelen van het kabinet. Op één onderdeel kunnen wij echter de noodverordening die naar aanleiding daarvan is gemaakt, niet volgen. Dit betreft het verbod op samenkomsten.
Samenkomsten zijn namelijk niet alleen verboden in de publieke ruimte, maar ook thuis. Een dergelijk verbod is een beperking in de privésfeer van burgers die veel verder gaat dan wat het kabinet had aangekondigd. Justitieminister Ferd Grapperhaus zei op de persconferentie van 23 maart over verjaardagsfeestjes thuis nu juist: ‘Thuis is in ons land nog altijd de privésfeer.’
De Nijmeegse burgemeester Hubert Bruls, voorzitter van het overlegorgaan van de 25 veiligheidsregiovoorzitters, liet zich in dezelfde zin uit. In een interview met de Volkskrant antwoordde hij op de vraag waarom zijn bevoegdheid stopte bij de voordeur: ‘Dan stuit je op de Grondwet. Dan moet het kabinet een noodwet invoeren, die we in uw woonkamer mogen handhaven. Maar ik geef u op een briefje: dat doen ze in andere Europese landen ook niet, ook niet in landen met de strengste coronaregimes, zoals Italië. Dat is volstrekt ondoenlijk en een inbreuk op je privacy.’
Grondwet
De privésfeer wordt door artikel 10 van de Grondwet beschermd tegen inbreuken door de overheid. Meer specifiek beschermt artikel 12 van de Grondwet het huisrecht. Volgens de Gemeentewet kan met een noodverordening van gewone wetten worden afgeweken, maar nu juist niet van de Grondwet. Niet iedereen zal hier vermoedelijk van wakker liggen, er zijn tenslotte grotere zorgen nu het virus niet te stuiten lijkt.
Er is echter een ander steekhoudend bezwaar: het is volstrekt onduidelijk wanneer het verbod wel of niet geldt. De definitie van het begrip ‘samenkomst’ in de noodverordening kent geen kwantitatieve begrenzing. Daardoor valt nu strikt genomen iedere samenkomst thuis onder het verbod.
Volgens de toelichting op de noodverordening is het verbod binnenshuis nodig tegen bijvoorbeeld ‘coronafeestjes’ in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke. Die toelichting biedt een veel te wankele basis om te weten wanneer je nu wel of niet in overtreding bent, temeer nu het verbod in de noodverordening zelf niet beperkt is tot dit soort feestjes.
Volgens de noodverordening zouden bijvoorbeeld ook een borrel in kleine kring, een verjaardagskoffie en een potje jeu de boules met de buren in de tuin fiks beboet kunnen worden. Ook als iedereen anderhalve meter afstand tot elkaar houdt.
Handhaving
Deze onduidelijkheid van het verbod is onacceptabel. Iedereen heeft het recht te weten wat hem wel en niet is toegestaan. En ook de handhavers van de verordening moeten weten wanneer ze moeten optreden. We zagen in de media al het bericht verschijnen dat het Meldpunt Meld Misdaad Anoniem tal van meldingen krijgt over overtreding van coronaregels. Die gaan niet alleen over eenvoudig te controleren overtredingen zoals illegaal geopende café’s, maar ook over particuliere activiteiten binnenshuis.
Het risico van willekeur bij handhaving en bestraffing is hierbij levensgroot. Dat is in strijd met de rechtszekerheid. Het gaat tenslotte om een maatregel die diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van miljoenen mensen. De noodverordening moet op dit punt dan ook snel worden aangepast.
Jan van der Grinten is advocaat en docent aan de Universiteit Leiden. Jon Schilder is hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit.