Nico Dijkshoorn over de kunst van het aanraken
In de Nieuwe Kerk in Amsterdam brak een bezoeker dit weekend een kunstwerk van Jeff Koons. Ik dacht meteen aan het warmhoudplaatje. Ik was 8 en ik zat tegenover mijn ouders. Een Chinees zette het ding vlak voor mij op tafel. Ik wist, zonder dat ik ooit een warmhoudplaat had gezien, dat ik dit niet mocht aanraken.
Diep in het apparaat flakkerden vlammetjes. Mijn vader praatte met een Chinees over honkbal. Of ze dat in China ook kenden. Nee? Moesten ze echt eens gaan proberen. Voor honkbal moest je heel slim zijn. Ik had hem het verhaal al honderden keren horen vertellen. Je moest ongeveer een atoomgeleerde zijn om honkbal te kunnen begrijpen en jawel, hij begreep het.
Ik keek naar de warmhoudplaat. Ja, Sylvia Witteman, ik weet het, dat heet rechaud, maar ik was 8 verdomme. Laat me even mijn verhaal vertellen. Terwijl mijn vader maar doorpraatte (‘Je hebt een speciale handschoen en die handschoen moet je vriend worden’ ) zag mijn moeder wat ik van plan was. Ze schudde haar hoofd.
Maar dat vuur, onder die plaat, dat zouden ze toch nooit zo vlak voor mijn neus zetten als het gevaarlijk was. Ik was 8! Dan zette je geen heet metaal op tafel. Dat deed je niet. Het moest kunstvuur zijn. Zoals de sterretjes tijdens Oud en Nieuw. Mijn moeder keek achterom of het eten al kwam. Ik schreeuwde en keek naar mijn vinger. Mijn moeder: ‘Ja, dat zei ik al. Dat is dus heet.’ Maar dat had ze helemaal niet gezegd!
Ik zou u nu graag hebben verteld dat het daarna wat beter ging. Dat ik nu dingen begrijp en ze niet meer aan wil raken. Dat is niet zo. Mijn leven is een aaneenschakeling van jammerlijke aanrakingen.Mijn hand tegen een boom en dan mijn moeder: ‘Dat zeg ik net, mannen pissen overal tegenaan.’
Ik heb het allemaal zelf uit moeten zoeken. Mensen vinden het bijvoorbeeld heel vervelend als je aan hun oor zit. Ik ontdekte dat tijdens de film 2001: A Space Odyssey. Ik was 13 jaar, snapte er geen ene reet van en toen zag ik het oor van de man die vlak voor mij zat. Vreemd oor. Beetje scheef aan het hoofd geboetseerd door een slordige schepper. Echt een heel vreemd oor. Met zo’n randje erlangs.Ik voelde aan mijn eigen oor, of ik ook zo een randje had. Nee. Hoe zou dat voelen zo een vleesrandje langs je oor? Ik leunde naar voren en voelde.
Buiten begreep ik dat volwassenen tijdens een film niet graag aan hun oor worden gevoeld. Maar veel heeft mij dat niet geholpen. Op de verkeerde momenten voelen, ik ben het blijven doen, tot een week geleden. Aan een naakt been van een etalagepop (‘De winkel uit. Nu!’), aan het opgedroogde korstje op de knie van een wildvreemde man naast mij, aan gehaktstaven in benzinestations, aan het haar op de rug van iemand vlak voor mij in het zwembad.
Als het wel van mij werd verlangd, voelde ik juist niet. Brommers, nooit aan gevoeld. Meisjesborsten, ik las liever Muziekkrant Oor. Ik heb daar geen spijt van. Ik weet liever op welke gitaar Neil Young in 1973 speelde dan dat ik mij nu de rechtertepel van Annemarie herinner. In een kerk ergens aan voelen, ook nooit gedaan.