Mariniers zijn van de wereld, maar Vlissingen is ver
De mariniers willen niet naar Vlissingen. Ze nemen ontslag en/of tekenen een petitie, bang dat ‘gezinnen uit elkaar worden getrokken’ als ze over een paar jaar vertrekken van hun vertrouwde centrale kazerne in Doorn.
‘Ze willen wel naar Mali’, zegt Anton, die met Winston en Cees de zilveren Schelde monstert.
Het is stroom tegen wind. Een tankertje ploetert tegen de vloed, bulkschepen glijden binnen - nergens komt de grote vaart dichter onder de kust voorbij. Brokken zonlicht spatten uiteen op het strand. De eerste toeristen dragen hun jassen open. Kennelijk, zeggen Anton, Winston en Cees, is het niet genoeg.
Voor de mariniers heeft de provincie online een ‘Grote Korps Mariniers Zeelandquiz’ gemaakt, met feiten als de meeste zonuren, de minste stress, de goedkoopste monumentale gezinshuizen. ‘Hoeveel (eet)cafés per 10.000 inwoners telt Zeeland, denk je?’ Antwoord D: 10,5. (Utrecht: 4,4).
De mariniers kunnen er een ‘wenarrangement’ mee winnen. Ook gaat de provincie een familiedag organiseren, met virtual reality.
Ik weet niet of dit helpt.
Mariniers zijn van de wereld, maar Vlissingen is ver. Wat ze waarschijnlijk niet weten, is dat hun verzet een hele provincie raakt. Ik stuit er op een aangewakkerd minderwaardigheidsgevoel - de petitie tegen de verhuizing is al meer dan elfduizend keer ondertekend.
Iemand moet een lans breken voor Vlissingen. Waar de zee zo schitterend om de hoek spoelt, rakelings langs de skyline en de boulevard.
En inderdaad had ik geen file onderweg. Het was maar twee uur en achttien minuten. ‘Er is maar één weg de lastigste’, zegt Jerry, ‘en dat is de weg terug’.
Onder in de skyline, in viersterrenhotel Arion, drink ik koffie met horecatycoon Jerry van Zuijlen, voorheen Amsterdammer, communicatie-expert Mirjam van Zuilen, voorheen Hagenees, en marketeer Christina Elenbaas, een Vlissingse die studeerde in Los Angeles maar overtuigd terugkeerde naar haar kust. Christina’s bureau Shinemark ontwierp de advertentie voor de Volkskrant die de mariniers op andere gedachten moet brengen. Een rode loper over het strand.
Jerry is goed in slogans. ‘Zeeland: dichtbij’, is van hem. Ter plekke zal hij er nog meer verzinnen.
Paar telefoontjes en ze hadden de advertentie geregeld. Iedereen was ontzet. Mirjam zat in de auto, hoorde op het nieuws dat de mariniers niet naar Vlissingen willen verhuizen, belde Jerry en de top van de grote Zeeuwse bedrijven en zo kwam het voor elkaar. Iedereen heeft het erover, zegt Mirjam: de manier waarop Zeeland nu te boek wordt gesteld. ‘Je merkt dat mensen bozig zijn. Het is toch een soort belediging.’
‘Vlissingen: stad in zee’, zegt Jerry.
‘Mensen denken dat Zeeland een soort Florida is’, zegt Mirjam – zelf werkt ze voor het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis. De partners van de mariniers denken dat er geen banen zijn, ‘maar het stérft hier van de vacatures’. Van haar eigen verhuizing kreeg ze nooit spijt: ‘een vrijstaand huis, de kinderen hadden de tijd van hun leven. Er kán hier nog van alles.’
Ik vraag of er ook slechte kanten aan Vlissingen zijn.
Stilte.
Ze denken dat het niet aan Zeeland ligt. ‘Het gaat om de verhuizing, niet om de plek waar ze terechtkomen’, zegt Jerry.
Christina: ‘Weet je hoe dat heet? Cognitieve dissonantie.’
Jerry: ‘Vlissingen: de stad waar het gaat gebeuren.’
Op de boulevard zegt Anton Roelse later dat de mariniers zijn ‘uitgevonden’ in Vlissingen. Hij staat er met Winston Zurhaar en Cees van Belzen, Vlissingers van origine, voorheen schipper, loods en olieman. De uitvinder kijkt ook uit over de Schelde: een gietijzeren Michiel de Ruyter. Helaas is die inmiddels ook omstreden: zowel aan zeehelden als aan Vlissingen is in de rest van het land steeds minder behoefte.
‘Och’, zegt Anton. Het gaat best wat beter met Vlissingen, maar het blijft een ‘werkmansstad’. Middelburg, dat is de ‘elitestad’. En of ik eens ga kijken in de winkelstraat, waar inderdaad veel winkels leeg staan.
Vlissingen is een ingewikkelde combinatie. Historie en industrie leven er pal naast elkaar, trapgevels naast loodsen, de zeventiende eeuw vloeit er soepel over in de huidige, als waterverf. Ergens ben ik anders ben ik nergens, is de tekst op de Arsenaaltoren, van de Vlissingse kunstenaar Loek Grootjans. Een goede tekst voor elke marinier.
De oude kazerne aan de buitenhaven is dicht en wordt leeggemaakt, ik tref er een wachtcommandant die uit de Bollenstreek komt en zeventien jaar geleden gedwongen naar Zeeland verhuisde. Hij gaat nooit meer weg. Zijn huis ‘met land en twee garages’ kost slechts negentigduizend euro, zijn vrouw kreeg direct werk in de zorg.
Dat is het niet, zegt hij.
Het is niet om Vlissingen, dat die mariniers ontslag nemen. ‘Het is de leegloop bij Defensie, waar niet voor niets zesduizend vacatures zijn.’