¿Likken en slijmen¿
Handenwrijvend had het publiek zich woensdag massaal (nou ja, voor Tweedekamerbegrippen massaal) verzameld om de Algemene Politieke Beschouwingen te volgen.
Fijn, het grote politieke debat van het jaar. Visies, vergezichten en inspiratie. Ideologische tegenstellingen op het scherp van de snede uitgevochten.
God, wat viel dat tegen. Het waren negen lange uren vol saaiheid, techniek, ongeïnspireerdheid en er zat amper lijn in.
Dat zou natuurlijk kunnen komen doordat het kabinet het fantastisch doet, er geen gat te schieten is in de plannen voor 2009 en de ideologische tegenstellingen dood zijn. Je kunt ook zeggen dat de Kamer naast uitstekende debaters als Femke Halsema en Alexander Pechtold weinig mensen telt die om hun retorische kwaliteiten bekend staan. Er is ook een alternatieve, hippe theorie over kloven en hoe de Kamer niks meer te maken heeft met wat er op straat gebeurt.
Maar toen kwam Geert Wilders. Je kunt de PVV-leider veel verwijten, maar niet dat hij bijdraagt aan de saaiheid in de Tweede Kamer. Zin één ging over de Miljoenennota, ‘een flutstuk van het slechtste kabinet ooit’. Een paar zinnen verder ging het over ‘de elite met haar zogenaamde idealen van een multiculturele samenleving, van megahoge belastingen, van de waanzinnige klimaathysterie, van de onstuitbare islamisering, van de Brusselse superstaat en de zinloze ontwikkelingshulp, van de bakken met geld in de bodemloze put die Antillen heet. Die alles best vindt, zolang de subsidiestromen maar richting VPRO, Milieudefensie en kunstbobo’s gaan. Het zijn de volgelingen van Geert Mak, het is de linkse grachtengordel met haar kleffe vriendjes.’
Al die hyperbolen hadden iets onweerstaanbaar grappigs, getuige de luide lachsalvo’s. Zelfs sommige bewindslieden zaten stiekem achter hun handen te snikken van de lach.
Maar toen gebeurde er iets interessants. Wilders ging verder. Hij vertelde over Bert Bakker, een oud-Kamerlid voor D66 en tegenwoordig lobbyist voor een vliegtuigbouwer. Wilders memoreerde hoe Bakker hem vroeger een racist en tuig had genoemd. En hoe hij nu als lobbyist kwam ‘likken en slijmen’ bij de PVV. Hij citeerde uit een brief die Bakker hem zou hebben gestuurd en waarin hij, aldus Wilders, excuses maakt: ‘Sorry Geert, jullie zijn nu ineens toch geen racisten. Ik heb er spijt van.’ Wilders: 'Kijk, zo ken ik onze elite weer.'
Het viel stil, in de Kamer en op de publieke tribune. Mensen begonnen ongemakkelijk met hun voeten te schuifelen. Dit was niet meer om te lachen.
Waarom eigenlijk? Je kunt betogen dat Wilders een relevant voorbeeld aanhaalde om een serieus punt aan te roeren over een hypocriete elite met discutabele denkbeelden. Dat hij hiermee het abstractieniveau van de APB sterk verlaagde. Dat hij een brug sloeg naar ‘de mensen op straat’.
Maar dat is een argument van het type waarom-zou-ik-opstaan-voor-een-zwangere-vrouw-in-de-tram-als-ik-net-zoveel-voor-mijn-kaartje-heb-betaald-als-zij? Het gaat voorbij aan iets heel basaals, wat heel soms vergeten wordt in de drift om voeling met ‘gewone mensen’ te houden: het heet beleefdheid. Het is domweg lomp, grof en onbeschoft om iemand publiekelijk, live op televisie, en nodeloos door het slijk halen als hij er niet bij is om zich te verdedigen.
Sheila Sitalsing