VerslaggeverscolumnMichel Maas in De Kolonie
Leugens maken een onbetwistbaar deel uit van de geschiedenis
Jipa is langzaam dichterbij gekomen, behoedzaam alsof ik een hond ben waarvan hij niet zeker weet of die zal bijten. Hij vraagt van eerbiedige afstand waar ik vandaan kom. ‘Nederland.’ ‘Nederland van de windmolens?’ ‘Ja, dat Nederland’, zeg ik, ‘en dat van de kolonialen, de penjaja’, lach ik. ‘Kijk, dat ben ik. Die daar.’ Ik wijs naar een diorama waar een ‘inlander’ aan een paal is gebonden en met een zweep wordt geslagen, terwijl een koloniaal in wit kaki toekijkt: de penjaja, de koloniaal. Zelfs het slaan lieten ze over aan het personeel.
Het diorama is een kijkdoos vol mannetjes in een plantagelandschap. Ik tel een stuk of zes kaki-kolonialen, de man met de zweep en een groep plantagewerkers waarvan er eentje bloedend in de modder ligt. Dat zijn boeren, lees ik in de begeleidende tekst, die gedwongen werden voor de Nederlanders te werken ‘en zodoende geen tijd hadden hun eigen land te bewerken, met enorme hongersnood tot gevolg’. De Nederlanders daarentegen voeren er wel bij, zegt het bijschrift. Ziedaar kolonialisme in een notendop.
Jipa, ik denk dat hij een jaar of 12 is, komt dichterbij en vraagt of ik een handtekening op zijn pet wil zetten. En dan wil zijn moeder met mij op de foto. En dan zijn tante. Allemaal willen ze op de foto. ‘Waarom?’ Dat vraag je niet als het om foto’s gaat in de selfiewereld. Omdat.
Ik sta in het Nationaal Museum in de voet van het Nationaal Monument in Jakarta, of kortweg ‘Monas’. Het wordt ook wel ‘de erectie van Soekarno’ genoemd. De museumzaal is dan waar de ballen zijn.
Langs de wanden zijn tientallen diorama’s met landschappen, zeeslagen, veldslagen en volksvergaderingen gerangschikt in een kruisweg van notendoppen. Daarin is de hele geschiedenis van Indonesië samengevat en hanteerbaar gemaakt voor de schoolkinderen die klasgewijs langs de kijkdozen worden gejaagd door gidsen met megafoons. Ik tel dat ze hooguit 4 seconden per diorama doen en denk hoe ik als scholier hetzelfde deed in het Rijksmuseum: wie het eerste de Nachtwacht had gevonden en daarna het snelst weer buiten was, had gewonnen.
De KLM en een subsidie van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten hebben mij na een dik halfjaar Nederland weer even teruggebracht naar Indonesië, waar ik 18 jaar correspondent was. Toeval wil dat het op 2 maart 200 jaar geleden is dat Eduard Douwes Dekker is geboren, de man die onder het pseudoniem Multatuli de Max Havelaar schreef en daarmee Nederland voorgoed opzadelde met een koloniaal schuldgevoel. Groter toeval wil dat koning Willem Alexander en koningin Máxima in de week van 9 maart een staatsbezoek brengen aan de voormalige kolonie. En dat daarom het schuldgevoel in Nederland opnieuw om ‘excuses’ roept.
Goede redenen om eens bij Monas te gaan kijken. Ik sta tussen kijkdozen van opstanden, oorlogen, veldslagen, de opkomst en ondergang van sultans en koningen, de bloedige Nederlandse militaire campagnes, het cultuurstelsel, en Soekarno’s ‘Proklamasi’ van de onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 – die Nederland met groot gevoel voor formaliteit nog steeds niet heeft erkend, omdat Nederland het formele gezag pas op 27 december 1949 formeel heeft overgedragen.
Ik signeer Jipa’s beduimelde jongenspetje, ga met iedereen op de foto en ik denk er niet over excuses te maken voor het feit dat ik een Nederlander ben. Het lijkt er ook niet op dat iemand dat vandaag van mij verwacht. Zelfs Jajan niet, die mij toevertrouwt dat hij ‘wel een beetje boos’ wordt over die zweepslagen.
Buiten tref ik Herman (niet zijn echte naam). Hij is een student uit Papoea en opgetogen omdat hij nog nooit bij Monas is geweest. Maar zijn vrolijkheid zakt weg als hij voor het diorama staat dat de ‘Bevrijding van Irian Jaya’ (zoals Papoea in de jaren zestig heette) uitbeeldt. ‘Bevrijding... We hoefden helemaal niet bevrijd te worden. We waren al vrij’, zegt hij. Het volgende diorama toont het ‘referendum’ waarin de Papoea’s volgens het bijschrift ‘unaniem voor aansluiting bij Indonesië kozen’. ‘Bohong’, zegt Herman, ‘leugens’. Hij maakt er een foto van en zet die op Facebook.
Leugens maken een onbetwistbaar deel uit van de geschiedenis. De bloedige ‘Bersiap’-slachtpartij onder Nederlanders in 1945, de massamoord op communisten in 1965 – ze zijn nooit gebeurd. En de Papoeas? Die waren dolgelukkig dat ze bij Indonesië mochten horen.
Zo leren de kinderen het, tussen heldenverhalen over hun eigen michielderuyters: Diponegoro, Imam Bonjol, Soekarno – en dan ‘Merdeka’, de bevrijding die een einde maakte aan 350 jaar Nederlanders en hún verzwegen bloedbaden.