OpinieLezersbrieven
Lessen van de Limburgse mijnen: durf samen te leven zonder angst
De ingezonden lezersbrieven van dinsdag 9 oktober.
Brief van de dag: samenleven zonder angst
Binnenkort komt er in Heerlen een pop-up Migratiemuseum. Niet alleen is de timing goed gekozen, ook het motto ‘Niet bang zijn’ is een voltreffer.
Velen weten het niet meer, maar de Mijnstreek (tegenwoordig Parkstad) wordt bevolkt door mensen die in korte tijd van heinde en ver zijn gekomen om ondergronds in de steenkoolmijnen te gaan werken. Tot het einde van de 19de eeuw was Heerlen niet meer dan een dorp in een fraaie omgeving; vijftig jaar later woonden er 100 duizend mensen en was het de op één na rijkste stad van Nederland. Ik zat er in de jaren zeventig op school met kinderen met Duitse, Poolse en Italiaanse namen naast Drenten, Friezen en Brabanders. Achteraf gezien waren velen van ons vreemdelingen in het intermezzo dat door het zwarte goud werd veroorzaakt. Ook mijn familie kwam van elders (Maastricht en Rotterdam) en paste zich aan.
Een groot verschil met de huidige tijd was de aanwezigheid van een dominante kerk die de mijnwerkers goed in de gaten hield. Maar of ze bang waren voor de pastoor waag ik te betwijfelen. De Amerikaanse Vietnam-veteranen, gelegerd op de NAVO-basis in Brunssum, introduceerden de heroïne in Zuid-Limburg en versnelden daarmee de vrije val waarin de regio door de mijnsluitingen verzeild raakte.
Met de operatie ‘van zwart naar groen’ werd het donkere mijnverleden razendsnel uitgewist en bleef een verweesd gebied achter waaruit je als jongere beter kon vertrekken. Niks multicultureel drama, het was een onvervalst sociaal-economisch mijnenveld waar hele generaties door beschadigd raakten. Massale werkloosheid, defaitisme en een krimpende bevolking waren het gevolg.
Pas de laatste jaren is er een mentale ommekeer gaande. De geschiedenis wordt niet langer weggemoffeld, maar gezien als inspiratiebron. De trots op wat hier ooit tot stand is gebracht, komt terug via festivals en een Mijnmuseum dat door de koempels zelf is ingericht. Samenleven zonder bang te zijn is misschien wel de belangrijkste erfenis van de Limburgse mijnen.
Armand Leenaers, Heerlen
Nabokov
Ik vraag me af of je zonder meer kunt zeggen dat volgens Nabokov het leven ‘een klein spleetje licht tussen twee eeuwige perioden van duisternis’ is, zoals geciteerd in het mooie interview met A. L. Snijders (Ten Eerste, 8 oktober).
Nabokov schreef alleen maar (in Geheugen, spreek) dat dit het beeld is dat het ‘gezond verstand’ ons voorhoudt (in het manuscript stond aanvankelijk: ‘vulgar commonsense’). Zijn werk lijkt eerder een verkenning van toch wel iets monterder opties.
Tysger Boelens, Den Haag
Floris
‘Iedereen keek, zo bleek de volgende dag op het schoolplein’ (V, 8 oktober). Helaas keek ik geen Floris, want wij hadden geen Nederland 2 op onze televisie. Ik kreeg het op maandagen in geuren en kleuren te horen van mijn vriendje.
Dus inderdaad nog steeds tranen bij Floris, maar wel vanwege het niet kunnen zien toen.
Paul Verhaagen, Hasselt
‘Grote’ problemen
De reactie van Marco Rorai (U, 6 oktober) op het essay van Bonjour en Ersanilli (‘Bevolkingsdebat is oude wijn in nieuwe zakken’, 2 oktober) kon je mijlenver zien aankomen.
Misschien zit het hem erin dat we een kwartiertje dagelijks fileleed en drukte in de trein of een recreatiegebied niet als grote problemen moeten zien, maar als relatief bescheiden ongemak in een verder vrij comfortabele welvaartsmaatschappij.
Wie de drukke winkelstraten op zaterdagmiddag heeft overleefd, heeft daarna meestal een dak boven het hoofd, een goedgevulde koelkast en stromend water. Boodschappen worden thuis bezorgd en water- en luchtkwaliteit worden elk jaar beter.
In een land waar honger, oorlog en armoede al decennialang ver van ons verwijderd zijn, ben je al gauw geneigd zaken als slechte 4G niet meer in het juiste perspectief te zien. Dát is misschien wel ons grote probleem.
R. Nota, Rijswijk
Eberhard van der Laan
Bedankt voor het mooie artikel over de laatste maanden van Van der Laan (Zaterdag , 6 oktober). Laatst zag ik op het Museumplein de laatste woorden uit zijn afscheidsbrief verwerkt op de tramhalte: ‘Zorg goed voor onze stad en voor elkaar’.
Ontroerend, en een mooi gebaar van het GVB. Ik hoop ze op meer plekken in de stad tegen te komen.
Ineke Hoff, Amsterdam
A. den Doolaard
Prima dat de nagedachtenis aan A. den Doolaard (1901-1994) nog zo in ere wordt gehouden in Ohrid (Brieven, 5 oktober). Het is ook prachtig dat schrijver en fotograaf Joezmeski zich zo inzet voor deze schrijver die aan veel Nederlanders de liefde voor het Balkanland heeft overgedragen.
Echter, wie Den Doolaard kende wist dat hij in de jaren zeventig en tachtig, na bezoeken aan zijn geliefde Macedonië, aangaf diep teleurgesteld te zijn in ‘zijn’ Balkanland. De bevolking was hebzuchtig en materialistisch geworden, Macedonië en ook Montenegro, waren ‘verwesterd’. Hij wilde er niets meer mee te maken hebben en zegde het lidmaatschap van de Culturele Vriendschapsvereniging Nederland-Joegoslavië op.
Zoals voorzien viel deze vereniging bij het begin van de burgeroorlog al snel uit elkaar. Dat er nu in Ohrid nog zoveel aandacht is voor Den Doolaard, is opmerkelijk.
Leni Paul, Aalsmeer, ‘laatste’voorzitter van de culturele vriendschapsvereniging Nederland-Joegoslavië
Kereltje Pechtold
Jan Blokker is er helaas niet meer. Bij uitstek hij had zijn ‘Kereltje Pechtold’ in onovertroffen spitsvondige bewoordingen uitgeleide gedaan.
P.E. Knape, Rotterdam