Opinie
Laffe EU staat niet principieel achter Turkse persvrijheid
Koerdische media krijgen klappen, maar Europa houdt onder Turkse druk haar mond.
'Beter laat dan nooit', was de algemene en nogal lauwe reactie op de verklaring van de Europese Commissie (EC), bij monde van eurocommisaris voor uitbreidingsonderhandelingen Johannes Hahn, over de abominabele toestand van de persvrijheid in Turkije. Nogal laat, inderdaad, want sinds de mislukte coup in Turkije op 15 juli zijn er al meer dan een dozijn media gesloten en daarover bleef de EC opvallend stil. Pas nu de Istanbulse links-seculiere krant Cumhuriyet klappen krijgt, opent de EC haar mond. En laat daarmee zien zélf niet principieel voor persvrijheid te staan.
Maandagochtend in alle vroegte begonnen politiehuiszoekingen bij verschillende Cumhuriyet-medewerkers en werd een aantal bekende journalisten, waaronder hoofdredacteur Murat Sabuncu en columnist Kadri Gürsel, gedetineerd. Het was bepaald niet de eerste aanval op een medium dat nog het lef heeft de regering van president Tayyip Erdogan (officieel is het de regering van premier Yildirim maar het kabinet naar hem noemen doet geen recht aan zijn marionet-status) te bekritiseren. Sinds 15 juli zijn al zeker vijftien kranten en persbureaus gesloten. Waarom sprak de Europese Commissie zich daar niet over uit?
Dat is niet zo moeilijk te begrijpen. Vrijwel al die vijftien media komen voort uit de Koerdische politieke beweging. Zo werd in september het beeld van IMC TV op zwart gezet, het enige tv-kanaal dat verslag deed van de werkelijkheid van grootschalige, destructieve en dodelijke operaties van de Turkse veiligheidsdiensten in het Koerdische zuidoosten van Turkije. De Koerdische zender die via de satelliet vanuit studio's in België miljoenen Koerdische huiskamers in Turkije werd ingestraald, MedNûce, is niet meer: de in Frankrijk gevestigde satellietboer Eutelsat trok onder druk van Turkije de stekker eruit. De Europese Commissie zweeg.
Turkije beschuldigt al deze media van het maken van propaganda voor de PKK, de gewapende Koerdische beweging waarmee de staat sinds de zomer van 2015 opnieuw in een heftige strijd is verwikkeld. Deze media zijn echter, soms al jaren (Dicle, Azadiya Welat) en soms sinds vrij recent (Jinha), behoorlijk betrouwbare bronnen waar het gaat om nieuws over de Koerdische zaak. En dat is natuurlijk wat president Erdogan dwars zit. De misdaden van de staat dienen, zoals gebruikelijk sinds de oprichting van de republiek Turkije in 1923, geheim te blijven.
Zo was het Dicle dat eind december 2011 het nieuws bracht dat het Turkse leger bij het plaatsje Roboski aan de Iraakse grens 34 burgers de dood in had gebombardeerd. En zo was het Jinha dat uitgebreid berichtte over de dode PKK-strijdster Ekin Van, die vorig jaar augustus door soldaten ontkleed werd achtergelaten op een plein in het stadje Varto. Zonder IMC TV had niemand de strijd in het Syrisch-Koerdische Kobani tussen september 2014 en januari 2015 van minuut tot minuut kunnen volgen.
Ja, deze media zijn net als de PKK onderdeel van de brede Koerdische beweging, maar ze hebben zich nooit schuldig gemaakt aan strafbare feiten als het oproepen tot moord of andersoortig geweld; de enige redenen waarom je media of journalisten zou kunnen vervolgen. En 'propaganda' is een vloeibaar begrip. Net als 'terrorisme', een term die vaak meer zegt over het standpunt van degene die de term bezigt dan over de groep waarover het gaat. En precies daar zit 'm de kneep.
Immers, de PKK prijkt op de 'lijst van terroristische organisaties' van de Europese Unie. President Erdogan zou uit zijn vel springen van woede als de Europese Commissie zich onomwonden zou uitspreken vóór Koerdische persvrijheid. Europa, zou Erdogan zeggen, laat zich door de PKK in de luren leggen, en is niet serieus in haar strijd tegen wereldwijd terrorisme.
De Europese Commissie zou zo'n beschuldiging mooi kunnen aangrijpen om de persvrijheid te steunen. Immers, persvrijheid is in de kern onvoorwaardelijk. Ook het maken van propaganda, wat je daar ook onder verstaat, is vrij - zo zouden Turkse regeringsmedia ook niet verboden moeten worden, maar vooral aan de journalistieke schandpaal genageld moeten worden wegens de onophoudelijke stroom leugens die ze elke dag afdrukken en online plaatsen.
Maar dat principiële verhaal durft de Europese Commissie niet te houden, zozeer staat Europa vanwege de 'vluchtelingendeal' en de oorlogen in het Midden-Oosten onder Turkse druk. Het (overigens volkomen terecht) opnemen voor Cumhuriyet, is 'veiliger' - en illustratief voor de totale lafheid en het gebrek aan principes van Europa.