Opinie
Laat provincies landschap niet offeren aan economie
Het streven naar een sterkere provinciale economie mag niet ten koste gaan van het landschap.
Nederland is misschien niet het allermooiste land van de wereld, maar het komt dicht in de buurt. Wie alle provincieakkoorden heeft gelezen, zoals wij hebben gedaan, moet weerstand bieden tegen de aanvechting de zomervakantie in eigen land te boeken. De akkoorden vormen een meerstemmig loflied op het Nederlandse landschap. De vraag is of provincies hun ruimtelijke rijkdom niet dreigen te offeren aan hun alles overheersende ambitie om economisch te excelleren. Is er één thema dat de akkoorden verbindt, dan is het economie. De boodschap die uit alle gewesten opklinkt, is dat je met landbouw, landschap, natuur, water en erfgoed wél je boterham moet kunnen verdienen. Of, zoals het in de akkoorden staat, ze moeten 'beleefbaar' zijn.
De keuze is begrijpelijk. De provincies zijn diep geraakt door de crisis. Tegelijkertijd voert optimisme de boventoon. De overtuiging dat het economisch tij is gekeerd, treffen we overal aan, én de overtuiging dat een internationale oriëntatie bedrijvigheid en banen oplevert. Geen grensweerstanden meer, maar grensoverschrijdend denken. Een revival van het vak Duits op middelbare scholen kondigt zich in de akkoorden aan.
We zien een sterke economische oriëntatie op Duitsland. Dit geldt in de eerste plaats voor Limburg, maar ook Gelderland zoekt strategische samenwerking met de buren (Nordrhein-Westfalen). Groningen wil het werken over de grens vergemakkelijken en ijvert voor een snellere treinverbinding met Bremen. Drenthe heeft een Duitsland-agenda. Maar de provinciale blik reikt verder dan de directe buren. Niet alleen de randstedelijke provincies denken mondiaal, ook 'Fryslân gaat meer de wereld in', terwijl in Brabant 'de wereld van morgen' gemaakt wordt.
Bleekjes
Ondanks hun internationale ambities, weten de provincies de profielen van hun regionale economieën maar bleekjes te benoemen. Het is alles circulaire economie, netwerkeconomie, energietransitie en duurzaamheid wat de provinciale klok slaat. Het blijft bij aanzetten tot het benoemen van het eigen unieke economische dna. 'We zijn het land van Melk en Water', schrijft Friesland en wijst op de aanwezige innovatieve water- en zuiveltechnologie.
Het voorbeeld maakt meteen duidelijk dat het niet makkelijk is economische en landschappelijke belangen op elkaar af te stemmen. Het loslaten van het melkquotum zorgt voor nieuwe zuivelfabrieken en megastallen, met het risico op landschappelij-ke monoculturen. Graaft Friesland daarmee zijn economische graf? Kwaliteitsverlies van het fraaie Friese landschap kan tot een drama leiden op het gebied van toerisme, recreatie en de markt voor tweede huizen.
De provincies, die voorheen begripvolle partners van de kleine kernen waren, stellen de steden centraal. Friesland met zijn 400 dorpen typeert zichzelf als 'netwerkstad Fryslân', Brabant ziet zichzelf als 'mozaïekmetropool' en ook Noord- en Zuid-Holland hebben hun 'metropoolregio'. Belangrijk is dat steden in de sfeer van groen al een tijdje bezig zijn met een spectaculaire kwaliteitssprong. Zie de upgrading van stadsparken, natuurspeeltuinen, waterparken, volkstuinen, de explosie van geveltuinen en stadslandbouw, maar ook de stedelijke woonmilieus die vormen van luwte aanbieden. Straks staan koeien in de grootstedelijke achtertuinen en windmolens in die van de plattelander. De vraag is of de provincies hier voldoende alert op zijn.
'Beleving'
'Beleving' is het dragende concept voor provincies waar het de natuur, het water, het landschap en het erfgoed betreft. Geen heilige, onaanraakbare natuur, en ook de herbestemming van de groeiende erfgoedberg (religieus, architectonisch, landschappelijk, agrarisch, industrieel) vraagt volgens de akkoorden in de eerste plaats ondernemingsgeest. Deze alles overheersende economische invalshoek kan ook tot aantasting van de Nederlandse landschappen leiden. Bovendien is het voor landelijke regio's niet eenvoudig te concurreren met de stedelijke belevings- industrie (festivals, winkels, musea, monumenten). De vraag is of provincies deze concurrentieslag om beleving tot in alle hoeken en gaten van het land moeten stimuleren. De provincies willen hun regionale economieën versterken, maar dat zou niet ten koste mogen gaan van het Zuid-Hollandse kust-, veenweide- en rivierdeltalandschap, het werelderfgoed van de Wadden, de Utrechtse heuvelrug, et cetera. Ook rust en ruimte zijn een groot goed.
Gezaghebbende interprovinciale regie en coördinatie zijn de komende jaren nodig om de kwaliteit van onze gebouwde omgeving en landschap te bewaken en waar dat maar mogelijk is te verbeteren. Het zou toch niet zo mogen zijn dat straks de echte stilte slechts gevonden kan worden in een leegstaand kantoor op een ergens langs een snelweg in de steek gelaten zichtlocatie.
Radboud Engbersen en Koos van Dijken werken als socioloog en econoom bij Platform31, kennisorganisatie voor stad en regio.