Essay

Laat onze kapitaalmarkt niet over aan het buitenland, maak Nederland weer baas in eigen beurs

De kapitaalmarkt kan regeringen maken en breken, maar de beurs in Nederland kwijnt weg en de controle dreigt in buitenlandse handen te raken. Het roer moet om, stelt Peter de Waard. Een eigen sterke kapitaalmarkt zal veel eerder in dienst staan van de eigen economie en maatschappij.

Peter de Waard
null Beeld Rhonald Blommestijn
Beeld Rhonald Blommestijn

Toen ik begin jaren tachtig in mijn journalistenkloffie voor het eerst de beursvloer betrad, werd ik onmiddellijk verwijderd. ‘Daar is de Bijenkorf... desnoods loopt u hier in zwembroek, maar wel in een fatsoenlijk overhemd met stropdas op het bovenlijf,’ zo werd ik door de Commissaris voor de Notering, de politie van de handelaren, terechtgewezen. In mijn zwembroek probeerde ik het op die winterse dag maar niet. Ik keerde terug – honderd gulden armer maar in een keurig kostuum gestoken – naar een kakofonie waar iedereen elkaar leek te overschreeuwen.

Ik voelde mij als journalist van een linkse krant als iemand van Milieudefensie bij een Formule 1-race op Zandvoort. Aanvankelijk keken de handelaren wantrouwend naar de gepimpte jongeman van de azijnbode. Maar nadat ik met een nieuwsgierige blik op ze was afgestapt, vonden ze het na enige aarzeling en wat sneren prachtig uitleg te geven over hun werkzaamheden. Want als zelfs progressief Nederland geïnteresseerd raakte in de mysterieuze wereld van de aandelenhandel, moesten ze wel iets nuttigs doen.

De vooroordelen over de effectenbeurs en zijn jonge zusje optiebeurs in de toenmalige Beurs van Berlage waren groot. De kathedraal van het kapitalisme – het gebouw aan Beursplein 5 was tenslotte een ontwerp van kerkarchitect Jos Cuypers – was eigenlijk een groot casino. Alleen een dat ’s morgens vroeg al open ging.

Roulette

De handel leek op een spelletje roulette: niemand wist waar het balletje zou vallen. De koersen werden bepaald door een opeenstapeling van unknown unknowns, want als die mannen – vrouwen waren er nauwelijks – wél iets wisten, zouden ze niet hier staan maar op de Bahama’s, nippend aan een cocktail. Maar in loop der jaren werd duidelijk dat aan de beurs ook een groot maatschappelijk belang kleefde.

De beurs was een indicator van het vertrouwen in de economie. En in de politiek. Liz Truss werd in 2022 de kortstzittende Britse premier in de geschiedenis. Al na 44 dagen moest ze aftreden, omdat de kapitaalmarkt geen vertrouwen in haar had. De rente schoot zo snel omhoog dat haar plannen in duigen vielen.

Op de kapitaalmarkt komen de vragers en aanbieders bijeen die op zoek zijn naar respectievelijk de laagste kosten en het hoogste rendement. De beurzen hebben daarin een sleutelfunctie. Elke dag wordt daar voor honderden miljarden aan aandelen en schuldpapier verhandeld, zoals obligaties. De kapitaalmarkt kan regeringen maken en breken, landen aan de rand van de financiële afgrond brengen, financiële systemen in elkaar laten storten en bedrijven bankroet laten gaan. Maar als ze goed gezind zijn kunnen ze ook uitbundige groei teweegbrengen, bedrijven laten floreren, de werkgelegenheid bevorderen en aansturen op optimale allocatie van kapitaal.

Transparantie

Omdat de beurs alle vraag en aanbod bij elkaar brengt en transparantie biedt, geeft het de zekerheid dat waardepapieren, zoals de beleggingen van de pensioenfondsen, voor de beste prijs van dat moment kunnen worden gekocht en verkocht. Gepensioneerden zijn via hun fondsen een van de grote aanbieders van kapitaal. Zij staan tegenover mensen en instituties die geld nodig hebben, zoals ondernemingen en overheden.

Bedrijven kunnen op de meest efficiënte en goedkoopste wijze geld aantrekken voor investeringen en groei, overheden kunnen er tegen de laagste rente geld lenen voor de aanleg van wegen, het verzorgen van onderwijs, het voeren van oorlog of het lenigen van de nood bij een pandemie. Zonder beurs zouden bedrijven en overheden bilateraal met tienduizenden kredietverleners moeten overleggen, waarna ze nog niet weten of ze de beste prijs hebben.

Nederland heeft aan het Damrak – adres: Beursplein 5 – een gebouw waarop de naam Amsterdamse effectenbeurs prijkt. Maar in werkelijkheid is het al sinds de eeuwwisseling niet meer de fysieke plek waar daadwerkelijk wordt gehandeld. De handel vindt plaats in een computerserver die sinds juni 2022 in het Aruba Global Cloud Data Centre in de Italiaanse stad Bergamo is te vinden. Handelaren zetten – sinds corona zonder stropdas en soms in zwembroek – vanachter de eigen keukentafel bied- en laatprijzen in schermen, waarna de deals in de ‘cloud’ worden beklonken.

Geen band met Nederland

Wat onder toezicht van De Nederlandsche Bank en de Nederlandse waakhond Autoriteit Financiële Markten (AFM) valt, zou Nederlands kunnen worden genoemd. Daaronder vallen steeds meer partijen die nauwelijks of geen banden hebben met Nederland en ook niets bijdragen aan de Nederlandse economie. Die bedrijven en vermogensbeheerders zijn in Nederland geregistreerd vanwege fiscale redenen. Of zij handelen hier omdat Nederland voor Britten, Amerikanen of Japanners een hub is voor toegang tot het hele eurozonegebied, zoals Schiphol voor het internationale vliegverkeer.

Het enige Nederlandse aan Euronext in Amsterdam zijn de bestaande noteringen van bedrijven die expliciet een Nederlandse historie of bestaansgrond hebben. Nieuwe Nederlandse bedrijven gaan nauwelijks nog naar Euronext in Amsterdam. Sinds 1945 is het aantal Nederlandse bedrijven op de beurs met 75 procent gedaald. Als gevolg van de kredietcrisis in 2008 is de vooraanstaande positie van Nederlandse banken in de wereld verloren gegaan. Wie als Nederlands bedrijf nu naar de beurs wil om eigen vermogen aan te trekken via aandelenemissies moet dat doen aan de hand van een Zwitserse, Britse of Amerikaanse bank.

ABN Amro en MeesPierson zijn geen schim meer van wat ze voor de crisis waren. Er is in Nederland geen grote zakenbank meer die garantstaat voor de emissie van een ambitieuze ondernemer. Een beursnotering is een omslachtig proces en banken hebben daarvoor niet eens meer de expertise. Het gevolg is dat in Nederland 80 procent van de bedrijven zich met bankgeld financiert en maar 20 procent op de markt een financier zoekt. In de VS is dit andersom: 80 procent markt en 20 procent krediet. Dat betekent dat beginnende bedrijven in de VS veel sneller kunnen groeien.

Door het oog van de naald

In Nederland is dat moeilijk. Een veelbelovend bedrijf als zonne-autoproducent Lightyear in Helmond kan bijna geen eigen vermogen aantrekken. Deze week kroop het bedrijf met een injectie van 8 miljoen euro door het oog van de naald, maar er zijn honderden miljoenen meer nodig om een echte autoproducent te worden. Veel ambitieuze Nederlandsestart-ups wijken voor een notering dan ook uit naar de Britse of Amerikaanse beurs.

Het overgrote deel van de handel op Euronext Amsterdam komt van niet-Nederlandse partijen, terwijl grote Nederlandse instituten het gros van hun vermogen juist over de grenzen beleggen. Van de 1.500 miljard euro die pensioenfondsen beheren, zit hoogstens 10 procent in Nederlandse producten, en dan met name in staatsobligaties en vastgoed. Van het kapitaal dat zij in aandelen hebben gestoken, zit slechts 3 procent in aandelen van Nederlandse bedrijven.

Dat Nederland zijn kapitaalmarkt in belangrijke mate overlaat aan het buitenland doet pijn. Niet alleen start-ups kunnen hierdoor moeilijk financiers vinden die (via de aankoop van aandelen) willen meedelen in de risico’s, maar ook grote bedrijven hebben een probleem.

Beleggers van buiten Nederland hebben vooral oog voor het rendement, niet voor de toekomst van die bedrijven op langere termijn. Vaak gedragen ze zich als aasgieren. Beleggers die dichtbij wonen, hebben de neiging de belangen van werknemers, klanten en de omgeving zwaarder te laten meewegen.

Zakken geld

Tegelijkertijd biedt wat in Nederland op de beurs staat genoteerd, ook geen duidelijk profiel. Euronext Amsterdam is niet het centrum van de handel in ict, de multinationals, de biotech of de opties. Hoogstens is het de plek voor notering van spacs – zakken geld van beleggers die daarvoor nog geen bestemming hebben gevonden. Vlak na Brexit kraaide Amsterdam nog victorie omdat er grote stromen kapitaal via de hoofdstad werden verhandeld. De reden was dat enkele Londense handelsplatformen een soort postbus in Amsterdam hadden geopend omdat ze van buiten de EU niet in eurozone-aandelen mochten handelen.

null Beeld Rhonald Blommestijn
Beeld Rhonald Blommestijn

Euronext Amsterdam kan zich moeilijk profileren. Het is nooit de liefdesbaby geweest van de politiek en het Haagse establishment. Na de kredietcrisis verviel al helemaal het maatschappelijke draagvlak om zich over de positie van de Nederlandse beurs en kapitaalmarkt te bekommeren. Banken en beurshandelaren die zichzelf enorme bonussen hadden toegekend in de tijd dat Nederland nog wel een rol speelde in de wereld van het grote geld, waren uitermate impopulair. Daardoor is de nutsfunctie van de beurs – de schakel tussen kapitaalverschaffers en debiteuren – in de gevarenzone geraakt.

Het wel en wee van Euronext Amsterdam interesseert zelfs de partijen die er gebruik van maken weinig. Na de fusie met de beurzen van Parijs en Brussel in 2000 was er van de kant van grote Nederlandse beleggers nauwelijks interesse om op de aandelen van Euronext in te schrijven. Nederland is ook ondervertegenwoordigd in het bestuur van Euronext. Nadat Milaan zich in 2021 bij de pan-Europese beurzengroep had aangesloten is het bestuur een Frans-Italiaans onderonsje geworden.

Dat is in strijd met eerdere afspraken die in 2016 zijn gemaakt bij de vergunningverlening – de zogenoemde beurserkenning – door het ministerie van Financiën. Hierin werd Nederland de positie toegezegd van COO (operationeel bestuurder), de tweede man in het beursbestuur. Maar een jaar later was dat al voorbij. In het tien mensen tellende bestuur zit zeven jaar later maar één Nederlander en die heeft geen specifieke portefeuille. Dat is in strijd met de afspraken. Parijs is er al sinds de oprichting van Euronext in 2000 met de bal vandoor gegaan.

Pionier

Amsterdam kent een geschiedenis als pionier van financiële vernieuwing. In deze stad werd in 1606 de eerste officiële beurs opgericht met de VOC als eerste fonds. In de afgelopen halve eeuw liep Amsterdam regelmatig voorop met de introductie van nieuwe producten als opties op aandelen en vele andere afgeleide producten, zogenoemde derivaten.

Nu lijkt de beurs weg te kwijnen en de controle over de kapitaalmarkt in buitenlandse handen te raken. Nederland moet zich dat aantrekken. Landelijke organisaties (het ministerie van Financiën, VNO-NCW, De Nederlandsche Bank) zouden een overlegorgaan moeten hebben met Euronext Amsterdam, beleggersorganisaties als de VEB (particuliere beleggers), Eumedion (institutionele beleggers) en VEUO (beursfondsen) om gezamenlijk op te trekken en de belangen veilig te stellen. Zij zouden samen kunnen bewerkstelligen dat het historische potentieel van Amsterdam ook de eigen bedrijven ten goede komt. Daar moeten beleidsruimte, capaciteit en budget voor worden vrijgemaakt.

Voor de KLM wordt in de Franse alliantie door de politiek een lans gebroken. Voor de beurs niet. Nederland moet voorkomen dat er over vijftig jaar niet eens meer voldoende Nederlandse bedrijven zijn om de eigen AEX-index te vullen, terwijl beursnotering in Nederland bedrijven als Unilever, Shell, Heineken, Ahold en eind vorige eeuw nog ASML heeft geholpen tot multinationals uit te groeien.

Nederland heeft potentie: een goed vestigingsklimaat, een ruime beschikbaarheid van institutioneel kapitaal – vooral dankzij de pensioenreuzen – en is vanouds sterk internationaal gericht. Nu de trend neigt naar demondialisering, waarbij ook de beurzen zich weer meer op eigen nationale markten zullen richten, wordt de nutsfunctie van een eigen financiële infrastructuur belangrijker. Tegelijkertijd zal de kapitaalmarkt duurzaamheid, digitalisering en vergrijzing moeten bekostigen. Een eigen sterke kapitaalmarkt zal veel eerder ten dienste staan van de eigen economie en maatschappij. Het gaat er nu om wie de regie heeft, niet de stropdas.

Dit essay is een samenvatting van de epiloog van het nieuwe boek Het Geheim van Beursplein 5, Peter de Waard, uitgeverij Balans.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden