InterviewPaul van Geest
‘Laat de mensen die erover moeten beslissen nou ook eens in de stilte van het bos met asielzoekers gaan wandelen’
We zouden vaker stil moeten zijn, vindt theoloog Paul van Geest – niet om te verzwijgen, maar wel om te bezinnen. ‘Als je een groep politici of bankiers of een voltallige directie bij elkaar zet, durf ik te beweren dat een moment van bezinning in stilte goud waard kan zijn.’
Eigenlijk had hij dit hele interview zijn mond willen houden – zwijgen om een punt te maken. Maar ja, dat staat ook weer zo vreemd in de krant. En eerlijk is eerlijk: een groot deel van het leven van Paul van Geest bestaat nu eenmaal uit praten.
Bijvoorbeeld als lid van de Pauselijke Theologische Academie, een van de belangrijkste adviesorganen van paus Franciscus waarin Van Geest (58) als eerste Nederlander ooit voor het leven in werd benoemd. De voornaamste reden dat hij het 06-nummer van de paus niet heeft, is dat de paus geen mobiele telefoon heeft.
Maar praten doet hij ook als hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Universiteit Tilburg, waar hij in collegezalen uitweidt over de theologie. Of in directiekamers van multinationals, waar hij geregeld wordt uitgenodigd om aan topmensen uit te leggen hoe ook hun bedrijf kan profiteren van op het oog weinig-winstgevende christelijke concepten als barmhartigheid en liefde.
Zijn ervaring op het snijvlak van economie en theologie leverde hem een aantal jaar geleden zelfs een nieuw hoogleraarschap op aan de Erasmus Universiteit Rotterdam: economie en theologie. Dat betekent dat hij wekelijks economiestudenten tegenover zich ziet die doorgaans veel minder geloof hebben in God dan in geld – het enige woord dat wat hen betreft echt een hoofdletter G verdient.
Maar hoewel zijn leven grotendeels bestaat uit praten, is het toch de stilte die hij dinsdag 6 december wil bepleiten tijdens de jaarlijkse Kees Fens-lezing in de Amsterdamse Rode Hoed. Dat is een lezing ter nagedachtenis aan de legendarische literaire criticus en columnist van de Volkskrant, en voor Van Geest een gigantische eer. Al is het maar omdat Fens’ zoon Stijn vrijwel alle boeken die zijn vader over het geloof verzamelde, na diens dood aan Van Geest toebedeelde.
Ze staan in zijn studeerkamer op een ereplek, namelijk pal achter zijn bureau (dat hij overigens kreeg van de wijlen Nederlandse kardinaal Simonis). Aan dat bureau las hij de afgelopen maanden bijna het hele oeuvre van Fens terug, waarna hij concludeerde dat stilte er een kernthema in vormt.
Een vraag die u aan het begin van uw lezing opwerpt is: hoe kan stilte tot bindmiddel worden in gemeenschappen als de katholieke kerk of in samenlevingsverbanden als Europa? Kunt u daar een antwoord op geven?
‘Ga eens in een klooster kijken. Als monniken in stilte in een kerk zitten schept dat een enorme band. Ik ben ervan overtuigd dat het principe dat daar geldt, ook buiten het klooster werkt. Als je een groep bij elkaar zet die iets moet zien te bewerkstellingen, dat kunnen politici zijn of bankiers of een voltallige directie, durf ik te beweren dat een moment van bezinning in stilte goud waard kan zijn.’
Daarover zegt u in uw lezing dat elk Tweede Kamerlid na indiening van een wetsvoorstel gebruik zou moeten maken van het recht van amendement om het voorstel te doordesemen met zijn visie op de stilte. Kunt u een voorbeeld noemen van een wetsvoorstel dat bij meer stilte gebaat was?
‘Nou bijvoorbeeld de asielwetgeving. Dat wordt allemaal ontzettend functionalistisch bekeken. Hebben we genoeg capaciteit? Hebben we budget? Hebben we mankracht, logistieke opties? Dat zijn allemaal vragen die in het heetst van de strijd worden gesteld en vervolgens op worden gelost in drie uur durende vergaderingen in Kamerfracties. Maar laat de mensen die erover moeten beslissen nou ook eens, ter aanvulling op al die debatten, in de stilte van het bos met een aantal asielzoekers gaan wandelen. Dat zou zoveel veranderen.
‘Hetzelfde geldt voor de economie. Soms is stilte en bezinning noodzakelijk voor je economisch gaat handelen, al is het maar om je drijfveren te overdenken. De generaal van de jezuïeten (leider van de katholieke religieuze orde waar ook paus Franciscus lid van is, red.) houdt standaard twee uur stilte voor ieder belangrijk besluit dat hij neemt. Een echte leider, of het nu een politicus of een directeur is, moet eigenlijk hetzelfde doen door eerst de stilte in zichzelf te zoeken zodat hij de rust die daarop volgt kan doorgeven aan de mensen onder hem. Door stilte gedijt een onderneming. Dus, ga ergens zitten, of dat nu een kathedraal of een bos of je eigen studeerkamer is, en wees stil. Dat is natuurlijk erg confronterend, omdat je oog in oog komt te staan met je eigen onzekerheden en angsten, maar juist daarom is het iets waar je doorheen moet.’
Als ik naar uw cv kijk, bent u een beetje de missionaris onder de theologen: de hele tijd bezig om zieltjes te winnen op goddeloos terrein, zoals boardrooms, zalen in het lezingencircuit of academiegebouwen vol studenten economie. Waarom doet u dat als theoloog?
‘Dat heeft twee redenen. Ten eerste moet je als wetenschapper je grenzen verkennen. Theologie is in Nederland een kleine wetenschap, dus als je wilt overleven als theoloog zul je in dialoog moeten met andere wetenschappers. Je moet hen ervan overtuigen dat inzichten die in de theologie worden ontwikkeld, ook een meerwaarde hebben voor hun wetenschappelijke veronderstellingen.
‘Ten tweede, en dit gaat specifiek over mijn colleges economie, wordt in dat vakgebied uitgegaan van een heel beperkt mensmodel, namelijk van de homo economicus: een mens is altijd rationeel, altijd consistent in zijn preferenties en op basis daarvan kun je een model optekenen waarbij je bepaalde economische ontwikkelingen kunt voorspellen. Wat ik doe in Rotterdam is zeggen: dat mensbeeld is hartstikke valide, want natuurlijk is de mens rationeel, maar de mens heeft ook zoiets als emotie. De mens maakt ook op basis van niet-rationele gronden, zoals liefde of haat, keuzes die verregaande consequenties hebben in economisch opzicht. Een dictator die een oorlog begint, is bijvoorbeeld niet volledig rationeel, maar zijn niet-rationele overwegingen kunnen wel verregaande consequenties hebben. Dat is iets waar economen rekening mee zouden moeten houden. Ik ben in die collegezaal niet aan het bekeren of missioneren, maar als economen een model ontwikkelen om een bepaalde these te toetsen, probeer ik ze wel uit te leggen dat het mensbeeld wat daaraan ten grondslag ligt breder is dan ze denken.’
Als theoloog vindt u het vast niet erg als ik even advocaat van de duivel speel. Als ik zelf namelijk denk aan het snijvlak tussen economie en theologie, denk ik aan al het gestolen goud en zilver in de Vaticaanse musea of aan de aflatenhandel. Is dat waarom u economiestudenten lesgeeft, omdat er geen instituut bestaat dat meer ervaring heeft met geld afhandig maken van simpele zielen dan de Roomse kerk?
‘Het klopt dat die hele Sint Pieter nooit was gebouwd zonder aflatenhandel. Dat was gewoon pure merchandising van iets waar geen handel mee te drijven valt: het leven na de dood. Geestelijken verkochten gebakken lucht. En ook nu nog is de vastgoedportefeuille van het Vaticaan ongeveer veertig miljard euro waard. Tot voor kort werd er zelfs geld geïnvesteerd in rubberhandel waar uiteindelijk condooms van werden gemaakt. Daarom is het ook zo goed dat de huidige paus zegt: als wij hier iets over financiële transparantie te verkondigen hebben, zal het ook binnen onze eigen toko volledig transparant moeten zijn. Hij probeert van practice what you preach echt een leefregel te maken.’
In zijn colleges richt Van Geest zich niet zozeer op het instituut kerk, maar meer op de christelijke waarden die daaraan ten grondslag liggen. Zo laat hij zijn studenten werken van kerkvaders als Augustinus en Chrysostomus naast die van economen als Adam Smith en Mandeville leggen om te onderzoeken of mensen echt alleen uit eigenbelang handelen, of dat bepaalde deugden wellicht ook kunnen inspireren om economisch keuzes te maken. Hij bespreekt brieven van apostel Paulus (‘Wat baten mij al mijn talenten als ik de liefde niet heb?’) met zijn studenten om uit te vogelen of liefde een relevante economische factor is en onderzoekt samen met hen of onbaatzuchtigheid in de top van het bedrijfsleven ervoor kan zorgen dat bedrijven beter functioneren.
‘Dat laatste is trouwens heel Augustijns hè’, zegt Van Geest. ‘Wij denken bij de liefde meteen aan een sentimenteel gevoel tussen twee mensen, maar Augustinus zegt dat je twee kernvermogens hebt: de ratio, waarmee je kunt analyseren en calculeren. En de liefde. Zodra je van iemand houdt, bijvoorbeeld van je werknemers, leer je die beter kennen, weet je wat hun angsten en onzekerheden zijn, komen ze uiteindelijk beter tot hun recht, wat ook weer de continuïteit van je bedrijf ten goede komt.’
Diezelfde Augustinus zegt over stilte, het thema van uw Kees Fens-lezing: ‘Wat moeten we doen? Zwijgen? Kon dat maar! Misschien zou zwijgen een gedachte opleveren die recht doet aan het onzegbare.’ Voor wie zou dat een goed advies zijn?
‘Het is een gedachte die naadloos aansluit op iets dat Kees Fens zelf ook ooit heeft geschreven. Hij zit dan in een kerk en denkt: wat ik nu tot uitdrukking wil brengen aan levensgevoel, komt het best tot zijn uitdrukking in stilte. Als ik zwijg, zal die stilte mij meer raken, helen en verlossen dan wanneer ik nu zou gaan praten en redeneren. Dus om antwoord te geven op je vraag: wij, als mens, zien een probleem, stellen een diagnose en komen met een oplossing. Het reflexieve moment echter, het moment dat je echt tot een oplossing komt en die verlossing en bevrijding behelst, ontbreekt veel te vaak. De contemplatie voor de actie is belangrijk en stilte is nodig om die tweede natuur te ontwikkelen. Een pas op de plaats nemen en denken: ik oordeel nu wel hard over hem als wappie, of als weet ik veel wat, maar met wie heb ik nou eigenlijk echt het genoegen?’
Toch weer even die advocaat van de duivel: bij stilte in relatie tot de katholieke kerk denk ikzelf namelijk aan de stilte van de doofpot. Zou u de paus niet juist moeten adviseren zijn mond wat vaker open te trekken?
‘Dat is inderdaad een stilte die zondig is. Dat is precies wat deze paus ook propageert en wat ook weer heel erg áugustijns is. Augustinus zegt: als er onder u onrust is omdat mensen dingen doen die het daglicht niet kunnen verdragen, dan mag je niet zwijgen. Dat is een zwijgen dat doodt. Er zijn namelijk verschillende soorten stilte. Dat merk je zodra je een ruimte binnenloopt waar mensen zwijgend bij elkaar zitten. Als ze elkaar haten, voel je dat meteen aan het type stilte. Als ze elkaar liefhebben, voel je dat ook. Ik heb zelf vijf jaar in parochies gewerkt en de stilte die er bij families was als ik een uitvaart moest voorbereiden, was zo veelzeggend. Die stilte kan bedreigend zijn, zelfs haatdragend, maar ze kan ook berustend of liefdevol zijn. Stilte is niet per definitie iets goeds of slechts. De stilte die ik echter bepleit, gaat over de stilte die je jezelf gunt voor je beslissingen neemt.’
Kardinaal Wim Eijk, de enige Nederlandse kardinaal met wie u twee jaar in huis heeft gewoond toen u in Rome studeerde, spreekt zich soms heel nadrukkelijk niet uit, maar heeft wel net een soort huwelijkshandboek gepubliceerd waarin staat dat binnen het huwelijk geen ruimte is voor twee mensen van hetzelfde geslacht. In het moment waarop je je mond wel of niet opentrekt, zit ook een bepaalde keuze.
‘Dat is zeker een keuze. Als mensen jou bepaalde dingen voorleggen en je zwijgt, kan dat een afkeuring zijn. Net zoals het een goedkeuring kan zijn zodra je geen weerwoord biedt aan een betoog dat heel vreemd is. Zelf heb ik van Augustinus geleerd dat je anderen niet zomaar moet veroordelen, maar in vragen moet denken en van mensen moet houden. Want als mensen voelen dat er van ze gehouden wordt, in woord en geschrift, dan kom je uiteindelijk verder met de kerk.
‘Overigens is dat type zwijgen waaraan jij refereert niet meer de standaardreactie binnen de kerk. Ik kan mij een casus herinneren van een nuntius (een ambassadeur van Vaticaanstad, red.) in Frankrijk die zijn handen niet thuis kon houden tijdens een receptie met andere diplomaten. Die man is uiteindelijk aangeklaagd door die jongere mannen, waarna de paus weigerde te zwijgen. Hij zei dat dit niet kon en hief zijn immuniteit als diplomaat op zodat hij civielrechtelijk kon worden berecht. Het feit dat alles nu direct op straat komt te liggen, dat er dus niet meer wordt gezwegen, is wat mij betreft de redding van de kerk.’
Of juist niet, want met name in Nederland en Duitsland zijn de misbruikschandalen op nationaal niveau erg goed onderzocht, met als gevolg dat bovengemiddeld veel katholieken de kerk hier verlaten. Vanuit kerkelijk perspectief is het zwijgen van de doofpot misschien juist wel functioneel.
‘De kerk is in Nederland inderdaad heel kwetsbaar. Ze implodeert. Daarom moet je omwille van je eigen geloofwaardigheid, hoe klein die ook nog is, juist transparant zijn. Marketingtechnisch werkt het inderdaad minder goed, maar dat is gelukkig niet de beleidslijn van deze paus. Lange tijd gebruikte de kerk de doofpot omdat ze haar geloofwaardigheid zou verliezen als alles op straat kwam te liggen. Nu leeft eindelijk het idee dat je je geloofwaardigheid juist verliest als je een doofpot gebruikt.’
Op dinsdag 6 december houdt kerkhistoricus Paul van Geest de jaarlijkse Kees Fens-lezing in de Rode Hoed te Amsterdam. De titel van zijn lezing: ‘De stilte als bron en vervulling’.