VerslaggeverscolumnAriejan Korteweg
Koen Bruning (net 21) schreef een boek over basisinkomen en wil dat desnoods zelf invoeren
Wil hij het zelf doen, vraag ik aan het eind van ons gesprek aan de keukentafel, dat dan al twee uur onderweg is. Wil hij zelf de politiek in om Nederland te veranderen? Koen Bruning lacht. ‘Ik droom daar wel van. Maar niet als doel op zich.’
Koen werd een maand geleden 21. Hij woont in Kampen bij zijn ouders, en studeert aan de VU. Net die ochtend heeft hij tentamen gedaan. Over twee weken verschijnt zijn boek, Samen rijk. Daarin neemt hij met grote gebaren heden en verleden van Nederland door en beoordeelt de toestand in politiek, sociaal, economisch en rechtstatelijk opzicht - de vier pilaren, noemt hij dat. Zijn conclusie is dat het dak - markt, overheid, maatschappelijk middenveld - van het huis scheef hangt. De oplossing: een basisinkomen - 1.000 euro per maand. Hij noemt het vrijheidsdividend: ‘Dat woord past bij ons land.’ Het zal mensen de ruimte geven hun talenten te onderzoeken en een bijdrage aan de samenleving te leveren.
Een verbluffend boek. Hoe krijgt een jongen van 21 het voor elkaar zijn inzichten zo te ordenen?
Tot zijn 18de las Koen niet. Of nou ja, hooguit Ik, Zlatan of Gijp. Zijn leven bestond uit voetbal. Hij wilde prof worden, speelde in het eerste van AFC, liep stage bij AZ en Volendam, zou met een voetbalbeurs in de VS gaan studeren. Alleen dat linkerbeen, dat moest beter. Als een bezetene ging hij trainen, ‘obsessief’, zegt hij zelf. Hij overbelastte zijn knie en moest geopereerd. Zijn voetballoopbaan was voorbij.
Alsnog ging hij lezen. Het begon met Thinking fast and slow van Daniel Kahneman. Daarna andere boeken, met hetzelfde fanatisme dat hij voor voetbal aan de dag had gelegd. Immers: ‘Je kunt je brein minder snel blesseren dan je lichaam.’ Zo kwam hij uit bij de Amerikaan Andrew Yang, presidentskandidaat voor de democraten. Bij hem vond hij het freedom dividend en ontdekte hoe belangrijk het is vermogensongelijkheid terug te dringen.
Koen wist wat hem te doen stond. In mei 2019, een dag na zijn eindexamen vwo, is hij begonnen. Met schrijven, elke dag duizend woorden; de laatste anderhalf jaar vier uur per dag aan de lange tafel van boekhandel The Read Shop, waar ze hem koffie geven. Met lezen ook, er kwamen stapels boeken in huis, zijn ouders waren zo goed hem te subsidiëren. In de Peugeot van zijn moeder reed hij naar economen, politici, denkers en wetenschappers om zijn ideeën te toetsen. Zijn ouders fungeren als zijn eigen vrijheidsdividend: ‘Zo kan ik ontdekken wat ik voor het land kan betekenen.’
De pandemie kwam hem daarbij goed uit. Het gezin verhuisde van Uithoorn naar het rustige Kampen, Koen kon er vanuit huis studeren en voor zijn boek tweehonderd pagina’s per dag lezen en van aantekeningen voorzien. Juli vorig jaar had hij een manuscript waar uitgeverij Prometheus brood in zag.
Dit is nog maar het begin. Toen hij 7 was, werd PPD-NOS bij hem vastgesteld, een vorm van autisme. Zijn belevenissen daarmee verwerkte hij in een roman, die inmiddels ook bij de uitgever ligt. Om het fictie schrijven onder de knie te krijgen is Koen ook romans gaan lezen - hij noemt Herman Koch en John Steinbeck. ‘Eerlijkheid en rechtlijnigheid horen bij autisme’, legt hij uit. ‘Maar introspectie heb ik heel erg moeten leren.’
De structuur voor een tweede politiek-economisch boek heeft hij al in zijn hoofd. Volgens het stramien van Samen Rijk wil hij daarin de stand van zaken in de westerse wereld analyseren. ‘Dat wordt veel omvangrijker.’
GroenLinks, de Partij voor de Dieren en Volt noemen het basisinkomen in hun programma. Sympathiek, vindt Koen, maar niet genoeg. Dit moet het centrum van de gedachten worden, niet het zoveelste punt op je lijst. ‘We missen een persoon die de woorden durft uit te spreken die nodig zijn.’ Pieter Omtzigt is zijn idool. Niet als pleitbezorger van het basisinkomen, want dat is hij niet. ‘Hij voegt veranderlijkheid toe aan het politiek systeem. Eeuwig zonde dat hij geen lijsttrekker is geworden.’
Daarom denkt hij wel eens aan zichzelf. ‘Ik heb geen geduld’, zegt Koen. ‘Ik wil het nu.’