Column
Jullie je wedstrijd, wij het Nederlands
In de verslaggeving van het protest van ADO-fans zaterdag in Den Haag is één element tot mijn verbazing onbenoemd gebleven. Het betreft een ernstige kwestie, dus ik vind het kwalijk dat de Haagse politie na afloop opgelucht liet weten dat de actie 'netjes binnen de lijntjes' was gebleven.
Ik doel niet op het zingen door tientallen voetballiefhebbers van 'Hamas, Hamas, Joden aan het gas', noch op het in elkaar slaan en met blikken bier bekogelen van een man bij de Zuidwal. Daarover is wel degelijk gerapporteerd. Bovendien was die man een Marokkaanse Nederlander, dus nou ja, dan vraag je erom natuurlijk: sinds het 'minder, minder' van Geert Wilders in een nabijgelegen café waren de risico's bekend.
Mij gaat het om de leus van de ADO-aanhangers, zoals vermeld op de website The Hague Fan Borrel: 'Wij geen wedstrijd, hun geen staking.'
U en ik en alle journalisten die verslag deden van de gebeurtenis weten waarom dat fout is. 'Hun' moet 'zij' zijn. Nergens in de kranten echter werd daar een punt van gemaakt en de verslaggevers van de tv-journaals spraken de zin uit met een uitgestreken smoelwerk, alsof ze zeiden: 'De economische groei komt dit jaar tweetiende procent hoger uit dan geraamd.'
Ik maak er wel een punt van. Dit is een zaak van fundamenteel belang. De menselijke beschaving is gegrondvest op taal. De taal op haar beurt rust op een aantal grammaticale pijlers, waaronder een correct gebruik van naamvallen en persoonlijk voornaamwoorden. Zoals het onderscheid tussen 'mijn' en 'dijn' de kern vormt van ons rechtssysteem, zo torst het verschil tussen 'hun' en 'zij' - als de punt van een omgekeerde piramide - het bouwwerk van de Nederlandse cultuur(1).
Ik weet best dat 'hun hebben' al jaren aan het oprukken is, maar dat betekent niet dat we de handdoek in de ring moeten gooien. Laten we dit passeren, dan zal 9 augustus 2015 de geschiedenis in gaan als de dag dat bij de Slag op het Plein de Nederlandse taal een onherstelbare klap werd toegebracht.
Waarom dat zwijgen? Ik vermoed dat het voortkomt uit een zeker sociaal-cultureel ongemak. De zij/hun-kwestie is de lakmoesproef geworden van de groeiende maatschappelijke tweedeling, van het meritocratisch onderscheid tussen hoog- en laagopgeleiden. Wij weten hoe het moet, zij niet.
Degene die dezer dagen op De Parade wordt betrapt terwijl hij, de houten tafel rondwijzend, zegt: 'Hun lusten misschien ook nog wel een roseetje', wordt door Loes Luca zelf bij kop en kont gepakt en het terrein afgegooid. Maar buiten de veilige omheining van het Martin Luther Kingpark ligt dat anders. De meeste mensen gaan sinds Pim Fortuyn niet graag door voor elitaire betweter.
Nou, ik wel. Heren, mannen, gozers, ADO-fans: je mag gerust auto's vernielen en een potje politie pesten, maar van de taal blijf je met je fikken af. Het is niet voor niets Genootschap Onze Taal, niet Genootschap Jullie Taal.
Wat mij betreft doet de politie bij 'Kankerjoden!' een oogje dicht, maar treedt de mobiele eenheid met wapenstok, waterkanon en zo nodig traangas op tegen grammaticale fouten in het persoonlijk voornaamwoord derde persoon meervoud, eerste naamval. Jullie je wedstrijd, wij het Nederlands.
(1) Idem voor 'hen' en 'hun'. Na het overhandigen aan de rechtmatige eigenaren van een weggelopen kippetje zeggen we: 'Ik heb hun hun hen teruggegeven.'