null

EssayDuurzaamheid

Juist door ver te reizen help je de wereld

Beeld Francesco Ciccolella

Nu vliegen bereikbaar wordt voor alle lagen van de bevolking, zet de bovenklasse zich er onder het mom van duurzaamheid tegen af. Terwijl verre reizen empathie wekken voor andere culturen en een medicijn zijn tegen etnocentrisme, betoogt Hidde Boersma.

Hidde Boersma

Er stond afgelopen week een opvallende reclame in de Volkskrant. Koning Aap, een reisbureau voor verre reizen, begon zijn advertentie met: ‘Natuurlijk, gewoon thuis blijven is het beste voor de planeet.’ Dat zelfs reclame-uitingen met een verontschuldiging beginnen, geeft wel aan hoezeer de schaamte om te vliegen zich in korte tijd tijd in onze hoofd heeft genesteld. In 2018 was de term vliegschaamte zelfs genomineerd voor ‘woord van het jaar’ en in Zweden, waar dat woord voor het eerst opdook, daalt het aantal vluchten al daadwerkelijk.

Vliegschaamte past in de trend waar minder duurzame activiteiten worden gekoppeld aan schuld: vleesschaamte, baarschaamte, cappuccinoschaamte en nieuw deze week: betonschaamte.

Het is ontegenzeggelijk waar dat vliegen vervuilt: het is op dit moment verantwoordelijk voor ongeveer 3 procent van de jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen, maar projecties van klimaatpanel IPCC gaan uit van tussen de 5 en 15 procent bij ongewijzigd beleid.

De stijging komt voor een belangrijk deel op het conto van inwoners van ontwikkelingslanden, voor wie vliegen eindelijk betaalbaar wordt. In 2017 hing een schamele 3 procent van de wereldbevolking in de lucht, de overige 97 procent kan niet wachten om te volgen. Vooral het aantal vakantievluchten neemt toe: nog maar een kwart van de vliegbewegingen is voor zaken. En dus roepen politici, wetenschappers en activisten op minder te vliegen en vaker te kiezen voor een vakantie dicht bij huis.

Het is maar zeer de vraag of dat een goed idee is. Verre reizen maken de wereld namelijk een betere plek, met name omdat ze de empathie voor andere mensen en culturen vergroot. In Enlightment Now (2018) wijst de Canadees-Amerikaanse psycholoog Steven Pinker drie oorzaken aan voor wat hij de ‘lange vrede’ is gaan noemen, de ongeëvenaarde daling van het aantal oorlogen, moorden en geweldsincidenten in de afgelopen zeventig jaar: geletterdheid, globalisering en reizen.

Voor deze drie oorzaken is een vracht aan psychologisch bewijs beschikbaar: de toegang tot boeken, kranten en internet creëert bewustzijn over mensen in andere landen en hun problemen, met empathie tot gevolg. Hetzelfde effect heeft globalisering, dat van de wereld een klein dorp heeft gemaakt, en ons zo bewustzijn bijbracht van het lijden van de gehele wereld.

De derde en laatste oorzaak, het daadwerkelijk in aanraking komen met andere culturen tijdens reizen, werkt omdat het ons in andermans schoenen laat staan. Toen ik afgelopen zomer in Burkina Faso de destructieve effecten van malaria en een gebrekkige voedselvoorziening van dichtbij zag, begreep ik de keuze van economische vluchtelingen om hun toekomst in Europa te zoeken opeens een stuk beter. De empathie die op deze manier wordt gewekt, is zeer effectief. Het begrip dat je krijgt door de omgang met een iemand uit een andere cultuur, breidt zich uit naar de hele groep waartoe die persoon behoort.

Pinker staat met zijn schrijven op de schouders van de Australische filosoof Peter Singer, die in 1981 de ‘uitdijende cirkel’ van empathie beschrijft in zijn gelijknamige boek. Vroeger konden alleen leden van de eigen familie en stam op empathische gevoelens rekenen. Naarmate de wereld groter werd, kwamen daar het dorp, het land en uiteindelijk de wereld bij. Het feit dat wij ons druk maken om bootvluchtelingen op de Middellandse Zee is een gevolg van de uitdijende cirkel.

De Amerikaanse psycholoog Adam Galinsky van Columbia Business School ontdekte dat reizen ook het onderlinge vertrouwen versterkt. Zodra mensen erachter komen dat ze in andere culturen dezelfde waarden nastreven, zoals een fijn gezinsleven en liefde voor elkaar, stijgt hun vertrouwen in de mensheid in zijn geheel, stelt Galinsky in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic. Bovendien: al op jonge leeftijd ervaar je de voordelen van reizen. Kinderen die reizen, leren andere socio-economische omstandigheden kennen en ondervinden dat hun kijk op de wereld niet de enige is.

Dit alles maakt reizen een beproefd medicijn tegen nationalisme en etnocentrisme, want in weerwil van het dagelijkse nieuws wordt de wereld wel degelijk een betere, tolerantere plek. Uit de World Values Survey, een onderzoeksproject waarbij sinds 1981 de normen en waarden van burgers uit de hele wereld worden onderzocht, blijkt dat in vrijwel alle landen progressieve waarden aan de winnende hand zijn.

In Amerika, bijvoorbeeld, daalde het aantal mensen dat niet naast iemand van een ander ras wil wonen van 50 procent in 1960 naar 6 procent nu. Interraciale stellen droegen in 1985 nog maar de goedkeuring weg van 55 procent van de bevolking, in 2012 was dat 90 procent. In Azië, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika is hetzelfde zichtbaar: de wereld wordt langzaam maar zeker minder racistisch, minder misogyn en minder homofoob.

Het feit dat alle klassen sinds een decennium of twee goedkoop ver kunnen reizen moet daarom worden gevierd. Voor korte afstanden binnen Europa zijn treinen wellicht afdoende, maar juist op intercontinentale vakanties is de grootste empathiewinst te behalen. Een Thai staat cultureel nu eenmaal verder van ons af dan een Italiaan. Het tegenargument dat lageropgeleiden toch vooral op all-inclusivevakanties aan de Turkse kust gaan, gaat deels op. Maar toch: ook dan is er regelmatig contact met de lokale bevolking, al dan niet via georganiseerde uitjes.

Er zit bovendien een naar, elitair luchtje aan het fenomeen vliegschaamte. Dat de term juist nu aanslaat bij de stedelijke bovenklasse, net nu ook ‘het volk’ massaal het vliegtuig pakt, is geen toeval. Hoe oprecht de zorgen voor het milieu ook zijn, we zien deze reflex wel vaker: als iets wat voorheen voor een kleine elite was plots beschikbaar wordt voor iedereen, gaat de bovenklasse er zich tegen afzetten.Op zo’n moment wordt het een statussymbool om het te laten, omdat dat de uitzondering is boven de norm. En dus kijken de hogeropgeleiden neer op budgetmaatschappijen en goedkope reizen, waarvan mensen met een minder dikke portemonnee zo profiteren.

Een dieptepunt was het essay van Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer in 2017 waarin hij de weldenkende kosmopoliet opriep om zich helemaal niet meer te verplaatsen. Hij beargumenteert dat door de verschrikkingen van een Ryanair-vlucht te beschrijven. Volgens hem is reizen afzien en heeft toerisme vooral destructie tot gevolg. We moeten er maar helemaal mee ophouden, betoogt hij.

null Beeld Francesco Ciccolella
Beeld Francesco Ciccolella

Naast vliegen, is dat ook zichtbaar bij het bezitten en aanschaffen van spullen in het algemeen – en plastic spullen in het bijzonder. De marxistische vooruitgangsdenker Leigh Phillips beschrijft in zijn boek Austerity Ecology and the Collapse-Porn Addicts (2015) dat kritiek op consumeren zich nooit richt op het drinken van wijn of eten in luxe restaurants, maar altijd op net die dingen die het leven van armere mensen makkelijker maken. Plastic heeft bijvoorbeeld het assortiment betaalbaar speelgoed aanzienlijk vergroot, in tijden van Sinterklaas biedt het ook voor minderbedeelden de mogelijkheid flink uit te pakken en hun kinderen te verwennen.

Waarom, schrijft Phillips, is duurder houten speelgoed het toonbeeld van duurzaamheid en verfijndheid, terwijl het net zo goed consumentisme is?

Een belangrijke reden hiervoor is snobisme, want het duurzaamheidsargument gaat maar deels op en dient vooral als schaamlapje om het dedain tegenover andere klassen te verbloemen. Het probleem van plastic is namelijk niet per se consumptie. Meer dan 90 procent van het plastic in de befaamde soep is afkomstig van tien rivieren, waarvan er niet één door Europa of de Verenigde Staten stroomt. Negen liggen in Azië, de Nijl in Afrika.

Plastic is een probleem van opkomende economieën, van landen als China, Indonesië en Egypte, waar de afvalverwerking nog te wensen overlaat. Wanneer plasticinzameling, -recyling en -verbranding op orde is, zoals in Nederland, komt er weinig in het milieu terecht. Het is dan zelfs vaak duurzamer in gebruik dan alternatieve materialen als hout, omdat producten daarvan minder lang meegaan en meer land nodig is om het te produceren.

Met goede afvalverwerking brengen katoenen boodschappentassen meer schade toe aan het milieu dan plastic tasjes, zo bleek vorig jaar uit onderzoek van het Deense RIVM. Als duurzaamheid echt belangrijk is, dan moet de focus niet liggen op consumptie, maar op verwerking.

Ook op het gebied van voedsel zet de bovenklasse zich af tegen massaproducten nu die goedkoper worden en er steeds meer mensen van kunnen profiteren. Met name bewerkt voedsel, fastfoodrestaurants en goedkoop vlees moeten het ontgelden. De Amerikaanse voedselhistoricus Margot Finn van de Universiteit van Michigan ontwaart in haar boek Discriminating Taste (2017) drie kwaliteiten waaraan voedsel moet voldoen wil het tegenwoordig door de bovenklasse worden goedgekeurd: het moet verfijnd zijn, je moet er slank van blijven en het moet puur zijn. Dat leidt tot trends als biologisch, lokaal en suikervrij.

Maar biologisch en lokaal zijn niet per definitie duurzamer (of gezonder), schrijft Finn. Voedsel van ver heeft regelmatig een lagere ecologische voetafdruk dan eten uit de buurt, onder andere omdat het onder klimatologisch betere omstandigheden wordt geteeld. Voedseltransport neemt maar 4 procent van de totale ecologische voetafdruk van voedsel in. Hetzelfde geldt voor biologische landbouw, dat qua milieudruk vaak minder presteert dan conventioneel geteeld voedsel, zo blijkt uit een befaamde overzichtsstudie van de universiteit van Minnesota uit 2017. Zo is er meer uitspoeling van voedingsstoffen als nitraat (een stikstofverbinding) naar water en lucht. Ook zijn de opbrengsten lager, waardoor er meer oppervlak nodig is, wat ten koste gaat van de natuur. En dat chique Ierse weiderundvlees? Dat heeft een grotere klimaatimpact dan de plofkip.

Wat deze producten wel gemeen hebben: ze zijn duurder, je moet tijd hebben om over boerenmarkten te struinen om ze te vinden en je hebt ingewikkelde kookboeken nodig om er maaltijden van te maken. Het sterkt Finn in haar conclusie dat vooral status – en niet duurzaamheid – de belangrijkste reden is voor de populariteit van ‘goede’ producten.

Terug naar de vliegschaamte. Net als bij voedsel behoeft ook bij reizen, de ‘goede’ vervoersmiddelen meer tijd, geld en kennis. Een treinreis naar Italië betekent de weg kunnen vinden op buitenlandse sites, meerdere keren overstappen op onbekende plekken en dat alles tegen een soms drie keer zo hoge prijs.

Het derde argument tegen vliegschaamte is dat hele idee van iets minder vliegen het klimaatprobleem niet gaat lossen. Willen we klimaatverandering binnen de perken houden, dan is er maar een oplossing: zo snel mogelijk naar een nul-emissie voor de volledige economie. Wat vliegen betreft betekent dat óf alle vliegtuigen aan de grond houden – onhaalbaar en onwenselijk – óf vol inzetten op ‘ontkoling’ van de luchtvaartsector. Een beetje minder vliegen zal nooit genoeg zijn; het moet volledig klimaatneutraal worden.

Dat is zeker mogelijk. Op lange termijn ligt elektrisch vliegen voor de hand, want nu al zijn er elektrische toestellen beschikbaar met een beperkt aantal zitplekken (de rest van de ruimte wordt in beslag genomen door de enorme accu). Maar omdat de goedkeuring van vliegtuigen voor de burgerluchtvaart vanwege de hoge veiligheidseisen notoir lang duurt – en daarvoor de tijd ontbreekt – ligt voorlopig het gebruik van biokerosine meer voor de hand. Het gebruik van biomassa als brandstof is omstreden vanwege het hoge landgebruik en de impact op de bossen. Ook gaat het gepaard met grote hoeveelheden fijnstof. Maar voor sectoren die moeilijk te elektrificeren zijn vanwege de lange afstanden, zoals de lucht- en scheepvaart, is biobrandstof het beste dat nu beschikbaar is. Het is In ieder geval aanzienlijk duurzamer dan de kerosine uit fossiele bronnen die nu wordt gebruikt.

Ondertussen zal er flink moeten worden geïnvesteerd in innovatie om nog duurzamere manieren te vinden, dat is een taak voor de overheid en luchtvaartindustrie. De aandacht op individuele acties als oplossing voor milieuproblemen, zoals minder vliegen, werkt averechts. Het haalt de aandacht weg bij wie die grootschalige verduurzaming echt kunnen doorvoeren. Bovendien zet je zo mensen tegen elkaar op: vliegschaamte richt zich op individuele schuld als oorzaak van de klimaatcrisis, terwijl niet iedereen in staat is duurzame keuzen te maken. Als mensen moralistische worden toegesproken, keren ze zich af van de oplossing.

‘Vliegschaamte’ won de verkiezing van woord van het jaar uiteindelijk niet, dat werd blokkeerfries. Het is zaak dat de term uiteindelijk helemaal verdwijnt en dat iedereen weer trots mag zijn op verre reizen: duurzaam en goed voor een vreedzame wereld.

Hidde Boersma is wetenschapsjournalist en documentairemaker.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden