VerslaggeverscolumnMichel Maas in Yogya
In dertig Indonesische films nog nooit een aardige Nederlander
Je voelt je stiekem wel een beetje een meneer als mensen je altijd ‘boss’ noemen, of ‘toean’ (heer). Een meerderwaardigheidsgevoel wil je het niet noemen, maar toch: de kolonie lijkt nooit helemaal verdwenen te zijn uit de verhouding tussen de Indonesiër en de Hollander.
Even terug naar eind vorig jaar. Ik was even naar buiten gestapt om een luchtje te scheppen in de stomende hitte van Yogya. Buiten had zich een nieuwsgierige menigte verzameld, moeders, dochters, bromfietsers, becak-rijders. Allemaal begonnen ze hun smartphones op mij te richten. Foto’s. Ik moest in de loop der jaren al in albums van honderden totale vreemden zijn beland die allemaal met mij, boss en toean, op de foto wilden maar geen idee hadden wie ik was. Maar dit was anders. Ik droeg een opgeplakte baard en een rechterstoga. Ze wisten nog steeds niet wie ik was, maar één ding was zeker: ik was een acteur, en dus een beroemdheid, een selebritis, en dus het fotograferen meer dan waard.
Spelen in een Indonesische film: dat leek me nog eens leuk. Een keertje maar. Veel Nederlanders spelen in Indonesische films, en bijna altijd koloniale klootzakken. Want dat is wat wij Nederlanders zijn. ‘Eerlijk gezegd: het zit in het Indonesische brein verankerd dat de Nederlander de vijand is’, zegt Hanung Bramantyo, regisseur van ‘mijn’ film: Bumi Manusia. De rollen zijn zo eendimensionaal dat ik denk dat het de bioscoopbezoekers niet eens zal opvallen dat ik niet kan acteren. Ze merken immers ook niet dat ‘Nederlandse’ soldaten in de film Mera Putih Australiërs zijn, of dat een net doodgeschoten soldaat in de volgende scène weer springlevend rond rent onder het motto: alle blanken lijken op elkaar en ze luisteren allemaal naar ‘boss’ als je ze roept.
Ik word ‘de Europese rechter’, een korte, ongemakkelijke rol. De rechter is een man die de wet naar de letter volgt en die lak heeft aan lokale conventies en menselijke emoties. We filmen mijn enige scène in Yogyakarta, waar een oud koloniaal gebouw mijn rechtbank is. In de grote hal zitten en liggen Nederlandse figuranten in kostuums te wachten tot ze iets mogen doen. Zij hebben geen tekst, ik wel, dus ik mag in de vip-kleedkamer. Daar zitten echte, Indonesische acteurs, en ook Hans de Kraker, Derk Visser, Jeroen Lezer en Arjan Onderdenwijngaard, samen goed voor tientallen Indonesische films. De Kraker is waarschijnlijk de bekendste. Hij heeft er al in meer dan dertig gespeeld. In Bumi Manusia is hij Jean Marais, na deze film speelt hij een boer in Nederland en de laatste keer dat we facetimen draagt hij een soort piratenkostuum. Derk Visser is de standaard soldaat-politieman die vrouwen aanrandt, huizen in brand steekt en mij, als sergeant Hammerstee, beschermt op de rechtbank. Jeroen Lezer is heel groot en dus een perfecte gouverneur-generaal. En Arjan Onderdewater kan heel goed Indonesisch.
Niemand is deze keer echt bot. Bumi Manusia is namelijk anders. Het is de verfilming van het boek Aarde der Mensen van Pramoedja Ananta Toer en die deed niet aan clichés. Pramoedja was links, misschien zelfs een communist en in 1965 werd iedereen die op een communist leek vermoord of, zoals Pramoedja, gevangen gezet op het eiland Buru. Daar schreef hij de beroemdste vier romans uit de moderne Indonesische literatuur: het ‘Buru-kwartet’. De hele wereld heeft ze gelezen, behalve Indonesië, waar zijn werk werd verboden.
Maar nu is het eerste boek dan verfilmd, de allereerste grote film die een genuanceerd beeld geeft van de geschiedenis en ook de eerste die gaat over de positie van de Indo: de halfbloed die geen Europeaan is en evenmin een inlander. Hans de Kraker: ‘Dit is, in meer dan dertig films waarin ik heb gespeeld, echt de eerste keer dat niet alle Nederlanders slecht zijn.’
Anderhalf miljoen mensen hebben hem al gezien, en deze week ratelt mijn telefoon van de WhatsApp-groep van de film: Bumi Manusia heeft twaalf nominaties in de wacht gesleept van het Festival Film Indonesia, de belangrijkste filmprijs van het land. Hanung Bramantyo (genomineerd voor beste regisseur) ziet daarin ‘een bewijs dat veel, meest jonge, Indonesiërs hun perspectief op de koloniale tijd beginnen te veranderen.’
Maar Bumi Manusia is een witte raaf.
En als rechter ben ik trouwens toch weer een Nederlander om te haten: ik pak de bijvrouw (gespeeld door Ine Febrianti) haar dochter af. Febrianti speelt haar verdriet zo goed dat ik haar na de scène achternaloop om mijn excuses te maken. ‘That’s called acting’, lacht ze vriendelijk en even voel ik me allesbehalve een boss.