Columnpeter middendorp

Ik dacht veel aan mijn gesprek met Joris Luyendijk en bleef twijfelen of ik erover moest schrijven

null Beeld
Peter Middendorp

Tot een jaar of tien geleden woonde ik enkele parlementaire seizoenen in Den Haag om het leven op het Binnenhof te beschrijven in boeken en columns. Ik was daar al een tijd mee bezig toen ik werd benaderd door journalist Joris Luyendijk. Hij had de opdracht het Binnenhof te bestuderen en dat kon natuurlijk niet zonder mij, zei hij, de enige echt onafhankelijke geest ter plekke, die gewoon opschreef wat hij zag, ondanks de gevolgen.

Ik kom uit Zuidoost Drenthe, één van de vele perifere landsdelen waar de kinderen nog veel lager worden ingeschat dan ‘allochtone’ kinderen uit de Randstad, en nog veel lagere schooladviezen krijgen – zie het onderzoek van demograaf Josse de Voogd. Zoiets laat een zwakke plek na. Als iemand me ‘ziet’ en behandelt als een gelijke, verander ik in was; je bent voor altijd mijn vriend.

We spraken af, aten, dronken wijn – of was ik de enige die dronk? De hele avond spraken we over het Binnenhof, hoe het was, toeging, hoe politici, voorlichters en journalisten zich gedroegen – zeg maar datgene wat onder de term ‘bestuurscultuur’ intussen algemeen wordt doorzien en afgekeurd. Ik vertelde hem kortom alles wat ik te weten was gekomen door vier jaar lang overal bij te zijn, alles te bekijken en beluisteren.

Enkele maanden later verscheen zijn boekje Je hebt het niet van mij – de titel had-ie van Marcel van Roosmalens boek over Vitesse. Ik wist niet wat ik las. Hij had bijna alles wat ik hem die avond had verteld opgeschreven alsof hij het zelf had bedacht.

Ik werd niet boos, schreef er geen column over en vertelde het bijna niemand. Ik schaamde me. Heel diep. Over hoe dom ik was, hoe makkelijk in de luren te leggen. Nooit eerder voelde ik me zo Drents als toen, zo naïef, onzeker, tegen iedereen opkijkend de hele tijd, iedereen zomaar te vertrouwen. Ze hoefden me maar een complimentje te geven en ik veerde glimmend op, hopend: hoor ik, stom boertje, er dan toch bij?

Deze week publiceerde Luyendijk een boek over privilege en viel de halve wereld over hem heen omdat-ie daarin ideeën van anderen als de zijne zou verkopen. Sindsdien denk ik veel aan mijn avond met hem, en bleef ik twijfelen of ik er nu wel over moet schrijven – je geeft iemand toch een puntertje in de ribben, terwijl hij al op de grond ligt.

Nou ja, toe maar, zouden we in Drenthe zeggen, het moet maar even wezen. Ik heb er genoeg last van gehad. En nog steeds, want ik heb er veel te veel van geleerd. Laatst wilden mensen een film maken over iets waarover ik een roman heb geschreven. De producent en regisseur waren erg geïnteresseerd, vroegen honderduit, wilden alles weten wat ik wist. Maar ik was niet langer dom en naïef en hield mijn lippen de hele meeting wijselijk stijf op elkaar. Nu maken ze de film zonder mij.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden