RecensieIf Beale Street Could Talk
If Beale Street Could Talk is gevoelig, zwaarbeladen, vernieuwend en vooral gedurfd (vier sterren)
Door heden en verleden met elkaar te verweven, toont regisseur Jenkins zijn verfijnde gevoel voor het potentieel van cinema.
Ze lijken uit een reclamespot weggewandeld, in de openingsscène van If Beale Street Could Talk. Zij, Tish (KiKi Layne), draagt een blauwe jurk en een gele jas. Hij, Fonny (Stephan James), een geel shirt en een blauwe spijkerjas. Perfect op elkaar afgestemd, struinend langs de Hudson in een prachtig herfstig New York in de jaren zeventig. Ze zwijgen, staren in elkaars ogen, zoenen. Er klinkt vioolmuziek. De film is nog maar net begonnen, maar gevoelsmatig zijn we bij het slot van een liefdesdrama aanbeland – het summum van romantiek. Dan vraagt ze: ‘Ben je er klaar voor?’
Met de ontnuchterende scène die daarop volgt, maakt de kersverse sterregisseur Barry Jenkins in zijn eerste film sinds Oscarwinnaar Moonlight (2016) duidelijk dat op die vraag geen antwoord mogelijk is. De wandeling was een afscheid, Fonny zit in de gevangenis; erin geluisd door een racistische agent die hem liet opdraaien voor de verkrachting van een Puerto Ricaanse vrouw.
Tijdens zo’n kenmerkend gevangenisgesprek achter een glazen wand – handen met gespreide vingers tegen het raam – brengt Tish ontwrichtend nieuws. Zachte zucht, wederom een veelbetekenende stilte: ze is van hem in verwachting. Thuis valt het babynieuws zwaar en wordt het onbesproken ongemak wel direct verwoord: hoe denkt zij, een alleenstaande zwarte vrouw, haar kind te gaan opvoeden?
Het non-lineair vertelde If Beale Street Could Talk, naar de gelijknamige roman uit 1974 van schrijver en activist James Baldwin (1924-1987), laat zich kijken als lyrische liefdesgeschiedenis maar biedt tegelijkertijd een gevoelig inzicht in de Afro-Amerikaanse ervaring. Trouw aan Baldwins woorden prikt Jenkins (zijn scenario bezorgde Beale Street een van drie Oscarnominaties) waar het zeer doet. Soms ogenschijnlijk terloops, maar alsnog beladen: zo verdient de scène waarin Tish als medewerker van een parfumwinkel het verschil tussen het gedrag van een witte en een zwarte klant illustreert, een essay over maatschappelijke dominantie, toe-eigening en respect. Soms als frontale aanklacht tegen een onverholen racistische samenleving: wanneer het verhaal wordt afgewisseld met zwart-witfotografie van wanhopig de camera in kijkende zwarte arrestanten en gevangenen.
Meer nog dan in Moonlight, dat hij in drie tijdsperioden opdeelde, speelt Jenkins in If Beale Street Could Talk met de structuur van het verhaal. De intuïtie waarmee de regisseur heden en verleden met elkaar verweeft, bevestigt zijn verfijnde gevoel voor het potentieel van cinema; als kijker kruip je in de personages en hun belevingswereld – al is dat waarschijnlijk niet voor iedereen weggelegd. De grens tussen genieten van de filmische brille van de romantische flashbacks – theatraal uitgelicht, vol sensuele close-ups en slowmotion – en ergernis over de zwaar aangezette toon van haast iedere gebeurtenis, is vermoedelijk dun. Hier en daar lijkt Jenkins zijn hand te overspelen: zo laat hij acteur Ed Skrein als racistische hufteragent schmieren alsof we in de eerste de beste B-film zijn beland.
Maar door de geschiedenis te presenteren als herinnering van Tish, de verteller van het verhaal, valt de esthetiek grotendeels op haar plek. Ze verwerkt een gedroomde idylle die zomaar eindigde in een nachtmerrie en vindt tijdens het oprapen van de scherven de veerkracht om verder te gaan.
If Beale Street Could Talk
Drama
4 sterren
Regie: Barry Jenkins
Met KiKi Layne, Stephan James, Regina King, Colman Domingo, Teyonah Parris, Brian Tyree Henry
120 min., in 37 zalen.
Interview met regisseur
In ‘If Beale Street Could Talk’ van Barry Jenkins lopen de emoties ver uiteen en zijn stereotypes niet aan de orde
Barry Jenkins’ nieuwste film is diep romantisch en keihard realistisch tegelijk. De regisseur vertelt de Volkskrant hoe hij het stereotype beeld van de zwarte man op zijn kop zette.