ColumnSylvia Witteman
Hoopvol keek ik naar de jonge spreeuw achter de kraam. ‘Wil je mee naar huis?’
De groentekraam op de markt trekt niet alleen mensen, maar ook spreeuwen, die niet betalen voor de aardbeien die ze opvreten. Om ze te verjagen zijn hier en daar grote, zwarte kraaien van plastic tussen het fruit geplaatst. De meeste spreeuwen zijn inmiddels zo door de wol geverfd dat ze onverstoorbaar doorschransen aan de voeten van zo’n verstarde Nemesis, maar de jonge spreeuw die juist was neergestreken naast de frambozen keek angstig naar de kraai en durfde niet toe te happen.
‘Ach, stakker...’, zei ik. Ik pakte de kraai op om hem ergens anders neer te zetten, maar de groentevrouw zag het, en keek me bestraffend aan. Wat te doen? Frambozen kopen en die de spreeuw voorzetten? Maar het bleek een schrander diertje. Hij fladderde naar de achterkant van de kraam waar een krat met oud, beurs, of anderszins onverkoopbaar fruit in de zon stond te gisten, nam plaats op een opengebarsten avocado en begon met smaak te eten van het romige, gele binnenste.
‘Goed zo, jongen’, zei ik, wat nergens op sloeg, want ik had geen idee of ik hier met een mannetje of een vrouwtje te maken had. Hij was nog jong, dat zag ik wel, aan de gele snavel. Zijn veren glansden iriserend in de zon. Ik moest denken aan mijn grootmoeder, al zo’n dertig jaar dood. Zij had een fanatieke hekel aan spreeuwen, die haar, door die glans, deden denken aan ‘aasvliegen’, en bovendien niet konden zingen.
Ik was nog klein, maar het trof me als onredelijk om die spreeuwen op hun kleur af te rekenen. Daar konden ze immers niets aan doen, net zo min, overigens, als die aasvliegen. Later zou ik erachter komen dat spreeuwen wel degelijk kunnen zingen. Ze hebben weliswaar geen eigen liedje, afgezien van wat gebrabbel, gesis en een doordringend ‘pieieieuw!’ maar ze kunnen heel goed geluiden nabootsen, niet alleen van vogels, maar als het zo uitkomt ook van mensen, brommers, ringtones of kettingzagen.
Wolfie Mozart had een spreeuw die een thema kon fluiten uit zijn (Mozarts) zeventiende pianoconcert in G. Die spreeuw zong wel telkens een gis waar het een g had moeten zijn, maar dat zag Mozart terecht door de vingers. Toen de spreeuw stierf, was hij ontroostbaar, las ik. Dat kon ik me goed voorstellen. Ik heb zelf ook altijd al een sprekende en zingende vogel willen bezitten, maar het noodlot heeft anders gewild.
Hoopvol keek ik naar de jonge spreeuw achter de kraam. ‘Wil je mee naar huis?’, vroeg ik. Maar hij zei niks terug. Hij vrat van die avocado alsof zijn leven ervan afhing, en misschien was dat ook wel zo.