Hoe zetten we excuses voor slavernijverleden om in harde munt?
Het was een week vol slavenhandel en slavernij. Maandag, 1 juli, vierden we de afschaffing van de slavernij, Keti Koti. Vorige week besloot Amsterdam bij de volgende herdenking namens de stad excuses aan te bieden aan de slachtoffers en hun nazaten. Waarvoor precies wil GroenLinks-wethouder Rutger Groot Wassink nog een jaartje laten uitzoeken. Woensdag werd het eerste onderzoek met een onderbouwde berekening van de bijdrage van slavernij aan de Hollandse en, breder, Nederlandse economie in toetsjaar 1770 gepresenteerd: 10,36 en 5,2 procent. Dat alles werpt opnieuw de vraag op of al die erkenning niet in harde munt moet worden omgezet, via herstelbetalingen.
Het is een kwestie die veel scepsis oproept. Hoe valt zoiets in een eeuwenlange periode te becijferen en om te rekenen naar de huidige tijd? Aan wie moet er dan worden betaald, waarom aan zulke verre nazaten? Als historische slavernij kan leiden tot geldelijke genoegdoening, waarom dan niet alle andere vormen van uitbuiting, roof en schendingen van wat nu de mensenrechten zijn? Een artikel in The Atlantic in 2014 doorbrak de scepsis: Ta-Nehisi Coates' The Case for Reparations.
Niet zo absurd
Toen Coates zich er eens in ging verdiepen, bleek die roep om herstelbetalingen helemaal niet zo absurd. Je hoeft maar te kijken naar de grote hedendaagse verschillen in inkomen, welvaart, huizenbezit, opleiding en ga maar door tussen zwarte en witte Amerikanen om te beseffen dat structurele uitbuiting en achterstelling nog altijd ingrijpende effecten hebben. Eerst 2,5 eeuw slavernij, daarna uitzuiging en armoede van zwarte boeren onder het pachtsysteem, gesegregeerde scholen, een woningbeleid in bijvoorbeeld Chicago dat zwarte inwoners ernstig benadeelde, massale detentie van jonge zwarte mannen. Rechtvaardiging genoeg voor investeringen in de zwarte gemeenschap van miljarden en miljarden. Er zijn ook diverse goede en uitvoerbare suggesties voor gedaan, stelde Coates vast.
Hoe zou dat voor Nederland zijn?
Daarover ging een debat donderdag in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. Hoewel Pepijn Brandon, die het historische onderzoek leidde, er de cijfers nog eens presenteerde, ging het voor de rest van de avond opvallend weinig over geld. Nog één veelzeggende uitkomst die Brandon noemde: 40 procent van de economische groei van Holland (de huidige provincies Noord- en Zuid-Holland) in de tweede helft van de 18de eeuw is terug te voeren op de slavernij. Maar Sylvana Simons van BIJ 1, een van de initiatiefnemers van het Amsterdamse excuusvoorstel, zei het meteen duidelijk: nu eerst de excuses en even niet de geldkwestie erbij halen.
Ook de andere panelleden bleken het begrip 'reparations' breed op te vatten, daarom gebruikten ze liever het Engelse woord dan 'herstelbetalingen'. Ze hadden het over onderwijs, geestelijke gezondheidszorg voor zwarte Nederlanders en taalgebruik. Cultuurhistoricus Nancy Jouwe, initiatiefnemer van Sporen van Slavernij Utrecht, betoogde dat zolang in het onderwijs geen erkenning wordt gekweekt bij witte Nederlanders over het slavernijverleden en hoe dat nog altijd doorwerkt, 'je niet eens hoeft te beginnen over reparations'. De reacties zijn meestal: 'Slavernij was erg, maar wat heeft dat met mij te maken? Mijn familie was er niet bij betrokken.'
Therapie
Psychiater Glenn Helberg zei dat er veel te repareren valt aan de zorg voor zwarte Nederlanders met psychische problemen. De systeemtherapie, waarin familie en vrienden betrokken worden bij de behandeling, werkt voor zijn zwarte cliënten veel beter dan de individuele hulp, maar wordt meestal niet vergoed. 'In het witte systeem van de jeugdzorg worden veel kinderen uit huis geplaatst, dat is niet goed voor zwarte gezinnen.' Hij zei verder: 'Bij de richtlijnen voor de psychiater zou het ook moeten gaan over: wat is het effect van armoede en racisme op de geest?'
Wayne Modest, hoofd onderzoek van het Tropenmuseum, zei dat het slavernijverleden in wezen 'een onherstelbaar kwaad' is, en dat 'we voortdurend moeten werken' aan het ongedaan maken van de gevolgen, vooral in de racistische beeldvorming en het vaak onbewuste taalgebruik. De meeste Nederlandse musea nemen hun terminologie nu onder de loep, bij wat Modest 'het dekoloniseren' noemt.
Hoe het moet met geldelijke genoegdoening, bleef wat in de lucht hangen. Individuele claims lijken niet aan de orde, maar flinke investeringen in bijvoorbeeld de sectoren die de sprekers noemden om de achterstelling van zwarte burgers te bestrijden, liggen voor de hand. Jouwe zei dat ze zich wel eens had afgevraagd waarom Indonesische slachtoffers en Joodse wel met succes strijden voor smartegeld en herstelbetalingen. Afgelopen week begon een zaak van twee Indonesiërs en zegde de NS compensatie toe voor zijn rol in de oorlog. Bij het slavernijverleden is er veel huivering voor de financiële kosten, zei ze, als het niet alleen meer gaat om 'symbolische reparations'.
Maar compensatie voor het leed en de schade kan wel, zei Jouwe, sterker: dat is al eens gedaan, lang geleden bij de afschaffing van de slavernij in Suriname. Alleen waren het niet de slachtoffers die een schadevergoeding kregen, maar de Nederlanders die slavenaandelen hadden.