THE BIG PICTUREArie Elshout
Hoe loopt het af met eenzaamste man in Washington?
Koud kunstje om te zeggen wat er niet deugt aan Donald Trump. Hij kent geen zelfbeheersing, biedt never-ever zijn excuses aan, bekent nooit zijn ongelijk, kletst vaak maar wat, is een beroepsleugenaar, houdt van conflict, verafschuwt harmonie, wil altijd terugslaan. Dit beeld rees de afgelopen jaren op uit tal van publicaties waarin oud-medewerkers hun zegje doen. De president is net een verongelijkte 14-jarige jongen die alleen in tienertaal kan worden aangesproken, noteerde Bob Woodward in zijn Trump-boek Fear (2018, Angst: Trump in het Witte Huis).
Kortom, Trump is een man van veel tekortkomingen. Ik kan er de rest van dit stuk mee vullen, maar dat is saai. Trump-columns waarin de asfaltmachine van de verontwaardiging alles platwalst, inclusief dat ene grassprietje met een originele gedachte, zijn even vervelend als een forenzenweg door een lege polder. Trump is een idioot, dat weten we nu wel, wat me meer intrigeert is de vraag hoe zo iemand in 2016 gekozen kon worden en – het allerbelangrijkste – wat dit betekent voor het verkiezingsjaar 2020. Het antwoord is niet zo eenvoudig te vinden, maar bedenk: hoe gecompliceerder de wijn, hoe beter.
Van begin af aan zag iedereen dat Trump een afwijking was van het gangbare. Velen (ook ik) gaven hem nul kans op het presidentschap, maar in de campagne werd hij groter en groter. Het moet te maken hebben gehad met zijn persoonlijkheid. Oud-adviseur Steve Bannon voelde volgens Woodward bij een eerste ontmoeting hoe Trump met zijn aanwezigheid de hele kamer vulde. Ook was er zijn manier van spreken. Alles wat Hillary Clinton zei, was zo ingestudeerd, zo gemaakt dat het volgens Bannon en Trump leek alsof ze loog, zelfs als ze de waarheid vertelde. Trump sprak heel direct, op het onbeschofte af. Hillary werd Crooked Hillary, Jeb Bush werd Low Energy Jeb. De bijnamen kleefden als een plak uitgespuugde kauwgum aan hun schoenzolen.
Het was ongekend platvloers, maar veel Amerikanen vonden het geweldig hoe de heilige huisjes van de politiek omver werden gekegeld in een taal die ze begrepen. Trump won. Daar stonden Hillary en de Democraten als zelfbenoemde representanten van de tijdgeest. Amerika’s toekomst kon niet anders dan progressief zijn, hadden ze gedacht. Fout: de tijdgeest bleek een onbetrouwbare bondgenoot die zich moeilijk laat kennen en inlijven.
Hillary, boegbeeld van rationele politiek, legde het af tegen een volledig instinctief handelende oerkracht met een roofdierenoog voor de zwakke plekken bij de tegenstander. Maar het was niet alleen Trumps persoon, zijn zege was ook het product van het sterk gepolariseerde politiek-maatschappelijk klimaat in Amerika als gevolg van de aanhoudende cultuuroorlog tussen rechts en links.
Nu is het 2020. Trump blijft Trump, energiek, agressief. ‘Een kerel die alle mensen haten, moet wel wat zijn’, zei Goethe ooit. Uitdager Michael Bloomberg is afgedropen, voorzien van het etiket Mini Mike. De enig overgebleven rivaal Joe Biden is omgedoopt tot Sleepy Joe. Dit lijkt allemaal op 2016.
Wat veranderd kan zijn is het politieke klimaat. Corona, de miljoenen werklozen en de antiracismebetogingen vormen een gevaarlijke cocktail voor Trump. Hij ligt achter op Biden. Als dat voortduurt en hij kwetsbaar wordt, deinzen ze in Washington DC niet terug voor een byzantijnse wraakoefening tegen de indringer, die met zo veel wanstaltige woestheid het probleem van het gespleten Amerika op de witmarmeren trappen van de hoofdstad deponeerde. Onder de belagers met de messen zal hij oud-medewerkers herkennen. Ook wij, Donald. Hij zal niet verbaasd zijn, hij heeft zo veel mensen vernederd, hij is allang de eenzaamste man in DC.
Het kan ook anders lopen als Biden er net als Hillary te veel op vertrouwt het tij mee te hebben en niet ziet dat Trump ook een product was van het Democratisch onvermogen de kiezers te bereiken. Voorspellen ga ik niet, vier jaar geleden zat ik ook faliekant mis.