Opinie
Historicus Coos Huijsen: 'Wees niet bang voor de Koning'
De theoretische benadering van de democratie ontkent dat de democratie pas tot leven komt binnen haar cultuurhistorische context en met de instellingen die daarbinnen hun specifieke rol zijn gaan spelen, betoogt historicus Coos Huijsen.
Pikant, zo werd de benoeming van Herman Tjeenk Willink tot informateur genoemd. Een Tweede Kamermeerderheid had in 2012 bepaald dat de Kamer de regierol in de formatie van de koning ging overnemen. Het heette democratischer als de Koning, omdat hij niet was gekozen, hierin niet langer een rol zou spelen.
Maar volgens de tegenstanders van de formatie nieuwe stijl had het niets met 'democratischer' te maken. Het ging slechts erom wat de meest geëigende procedure kon bieden voor de formatie. Op grond van zijn inzicht en ervaring behoorde Tjeenk Willink tot deze tegenstanders. Vanwege datzelfde inzicht en diezelfde ervaring en toch ook vanwege zijn na-echoënde prestige van onderkoning onder Beatrix, werd hij tot informateur benoemd. Dat is behalve een pikante, ook een pragmatische keuze van de Kamer.
Oude reflex
Er speelt eigenlijk ook geen zwaarwegend principieel verschil. Beide stromingen vinden dat de politieke macht hoort te liggen bij de gekozen volksvertegenwoordigers. Degenen die ertegen zijn dat de Koning bij de formatie een rol speelt, doen dit vanuit de oude reflex dat terugdringing van de rol van de Koning democratisch gezien altijd een verbetering inhoudt. Maar aangezien de macht niet meer bij de Koning ligt, hetgeen sinds 1848 het geval is in Nederland, is dat geen relevante overweging. Het enige bezwaar dat overblijft komt voort uit een te theoretische benadering van de democratie.
Die benadering ontkent dat een democratie pas tot leven komt binnen haar cultuurhistorische context, in overeenstemming met haar eigen geschiedenis en met de instituties die daarbinnen hun specifieke rol zijn gaan spelen. Hieruit ontstaan, aan de hand van de ervaring, geleidelijk voor ieder herkenbare rituelen, die functioneel kunnen zijn. Waarom zouden we het koningschap hiervan uitsluiten?
Bovendien speelde de Koning zijn rol in de formatieprocedure vóór 2012 niet zozeer als persoon, maar als instituut. Hij (in de praktijk vooral zij, maar we spreken hier over de constitutionele institutie) gaf de procedure een zeker gezag en accentueerde met zijn betrokkenheid het de partijpolitiek overstijgende aspect van de formatie.
Doordat de Koning begon met een consultatieprocedure kregen vanaf het eerste moment geluiden van buiten het partijpolitieke circuit, dat wil zeggen van de Koning zelf, en van zijn adviseurs (vicepresident van de Raad van State, voorzitters van beide Kamers en eventuele Ministers van Staat) een legitieme basis. De formatie verliep in 2012 weliswaar vlot, maar dat er niet van buitenaf was meegedacht, bleek uit de direct noodzakelijke aanpassing van het regeerakkoord en uit de veronachtzaming van de rol van de Eerste Kamer.
Passende stijl
Voorheen was de rol van de Koning ook niet eigenstandig. Hij liet zich leiden door de meerderheid van de aan hem uitgebrachte adviezen. Natuurlijk deden zich ook toen met enige regelmaat haperingen en blokkades voor. Maar dan kon er, op een vanzelfsprekende manier, opnieuw worden teruggegrepen naar de adviezen van deze buitenstaanders, die hier inmiddels in meer of mindere mate ervaring mee hadden. Zo was er vanuit de parlementaire traditie een ritueel ontstaan dat de onderhandelende politici een herkenbaar kader en gemeenschappelijke codes bood en dat ook een zekere stijl had.
In de nieuwe situatie ontbreekt zo'n herkenbaar kader. De betekenis van een vast ritueel wordt onderschat. Nauwelijks van de verkiezingsstrijd bekomen, worden de daarbij passende stijl en toon doorgetrokken. Ieder zoekt daarin zijn eigen weg. Voor je het weet, krijgt het iets van armpje drukken. Dat is niet goed voor de politici en de politiek. In een tijd van verplatting is er behoefte aan de politiek als stijlvol spel. Vorm en inhoud staan ook hier niet los van elkaar.
Coos Huijsen is historicus. Zijn boek "Beatrix. De kroon op de republiek" (2005) verscheen ter gelegenheid van het zilveren regeringsjubileum van koningin Beatrix. "Nederland en het verhaal van Oranje", waarop hij in 2012 promoveerde, werd genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs.