ColumnAleid Truijens
Het onderwijs zou één groot leesbevorderingsproject moeten zijn
Het was mooi weer, afgelopen zaterdag, maar ik hoop dat het toch stormliep op de Boekstartdag. Vrijwel alle bibliotheken in het land openden hun deuren voor ouders en hun baby’s en peuters. Ze konden er grasduinen in de collectie boeken voor jonge kinderen, kinderen konden boekjes kiezen om te lenen. Schrijvers lazen de kleintjes voor, ouders kregen voorleestips. Als je baby in een wipstoeltje zit, kun je er al mee beginnen: baby’s zijn dol op zwart-witplaatjes, met scherpe contouren.
Weinig activiteiten met kinderen zijn gratis: een bezoek aan een pretpark, wildwaterzwembad, dierentuin of klimhal is een peperduur uitje, voor veel gezinnen onbetaalbaar. Boeken (voor)lezen is een simpel genoegen dat gratis is. Alle ouders krijgen bij de geboorte van hun kind van Boekstart, een geweldig initiatief van Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek, een schattig koffertje met boekjes en voorleestips. Baby’s kunnen gratis lid worden van de bibliotheek. Ook het project Bibliotheek op school, dat adviseert op scholen en collecties aanbiedt aan scholen, is zinvol en noodzakelijk. En vanaf 1 juli, over twee weken, kan iedereen onder de achttien jaar gratis lid worden van de bibliotheek.
Wat een prachtig land hebben we toch, waar zo veel hart is voor het lezen. Helaas zijn de afgelopen jaren ook veel bibliotheken gesloten en deden veel scholen hun schoolbibliotheek weg.
Ouders, crècheleidsters en leerkrachten dagelijks aan het voorlezen krijgen is helemaal niet simpel. Dat is gek, want weinig dingen die zo leuk zijn – wie wil er niet met een peuter tegen zich aangedrukt een verhaaltje lezen – hebben zo’n weldadige invloed. Er is een vracht aan wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat kinderen die al jong worden voorgelezen een veel grotere woordenschat hebben en makkelijker leren lezen. Leerlingen die zelf veel lezen presteren beter op de basisschool en in het voortgezet onderwijs. Wie vaak leest, kan het steeds beter, vindt het steeds leuker, krijgt zelfvertrouwen en gaat nog meer lezen. Lezen vergroot het inlevingsvermogen, de kennis van de wereld en het abstractievermogen. Wie gunt dit kinderen nu niet?
Toch overtuig je veel mensen niet met deze argumenten. Als lezen niet in je leefpatroon zit, geen routine is, geef je de liefde niet door. Leerkrachten die graag lezen verleiden leerlingen tot lezen. Ouders die veel lezen hebben kinderen die veel lezen. Je kunt ook zeggen: een kind dat niet wordt voorgelezen en thuis geen boeken heeft, staat al meteen op een achterstand die niet is in te halen.
Leesbevorderingsprojecten zijn prachtig, maar zolang niet het gehele onderwijs zelf één groot leesbevorderingsproject is, zetten ze weinig zoden aan de dijk. Het wil maar niet vooruitgaan met de gemiddelde leesvaardigheid van het Nederlandse kind. Uit de laatste peiling van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat de leesvaardigheid in tien jaar licht is gedaald. Leerlingen die vaker voor hun plezier lezen, scoren beter op leestoetsen, meisjes beter dan jongens, net als leerlingen die thuis meer dan 25 boeken hebben.
Scholen en voorschoolse educatie zijn er om kinderen te geven wat ze thuis niet allemaal krijgen. Op pabo’s en kinderopvangopleidingen moet doordringen dat lezen het allerbelangrijkste vak is, de basis van ál het leren. De kunstmatige scheiding tussen ‘begrijpend lezen’ (erkend schoolvak) en lezen voor het plezier (franje), is onzinnig en schadelijk en moet verdwijnen uit de lesmethoden. Basisscholen zijn verplicht met kinderen naar de bibliotheek te gaan of een schoolbibliotheek te hebben en de inspectie ziet daarop toe. De vrijblijvendheid moet eraf in de leesbevordering. Zo’n leesoffensief, op alle niveaus, helpt echt.