KunstcolumnRutger Pontzen
Het Nationaal Historisch Museum is broodnodig om Nederlandse kibbelmentaliteit te etaleren
In zaal 4 vinden ‘re-enactments’ plaats van belangrijke historische gebeurtenissen. De ‘At your service’-speech van Pim Fortuyn wordt door jonge acteurs bij toerbeurt uitgesproken.
Het zal u niet zijn ontgaan dat de discussie over de noodzaak van een Nationaal Historisch Museum (NHM) sinds een week weer is opgelaaid. De discussie rond een níéúw Nationaal Historisch Museum wel te verstaan. Want er was veertien jaar geleden al een eerdere poging gedaan om zo’n instituut van de grond te krijgen. Door de politieke tandem Jan Marijnissen (SP) en Maxime Verhagen (CDA).
Resultaat toen: het kwam er niet. Net zomin als het nieuwe museum waarschijnlijk, dat nu is geopperd door een jongere generatie politici, Lilian Marijnissen en Pieter Heerma. De ‘nationale splijtzwam’, zoals Bert Wagendorp het NHM-debat in de Volkskrant typeerde, is nu eenmaal het symbool van hoe we in Nederland over onderwerpen als identiteit, verleden, schaamte, schuld en een gezamenlijke cultuur denken: we komen er niet uit en zullen er ook in de komende jaren of decennia niet uitkomen. In nog geen eeuwen. Het hoort bij ons.
Zozeer zelfs dat je zou hopen, mocht zo’n museum er onverhoopt toch komen, dat het gekibbel rond dit onderwerp integraal onderdeel en leidend thema van het NHM zal worden.
In zaal 1 zou je dan de geschilderde portretten van de vier hoofdrolspelers en initiatiefnemers zien hangen - vader en dochter Marijnissen en de CDA’ers Verhagen en Heerma –, omkaderd door barokke, goud doublé lijsten en uitgelicht met krachtige spotjes; elk tegen een aparte donkergrijze muur, net als onze ‘nationale helden’ in het Rijksmuseum.
Zaal 2: een projectie van videobeelden van alle Kamerdebatten over het museum, afgewisseld met animaties van het NHM-gebouw in Arnhem naar ontwerp van Francine Houben, dat er nooit is gekomen. Geflankeerd door twee wassen beelden van de destijds aangestelde en vervolgens gesjeesde directeuren, Valentijn Byvanck en Erik Schilp, in peperduur maatkostuum, een tulp en miniatuurmolentje in de hand. In een nis staan de uitgeknipte, kartonnen beeltenissen van Ronald Plasterk en Halbe Zijlstra, beiden als bestuurders verantwoordelijk voor het vroegtijdig einde van het NHM, waarop je met een verfpistool mag schieten.
In de arena van zaal 3 worden elke week debatten georganiseerd tussen voor- en tegenstanders over actuele onderwerpen: van moorkop en straatnamen van omstreden VOC’ers, tot het blijven winnen van aardgas in Slochteren en het halveren van de veestapel.
In zaal 4 vinden ‘re-enactments’ plaats van belangrijke historische gebeurtenissen, om ‘het verleden levend te houden, opdat we het nooit vergeten’. Ketters worden opnieuw (in theatervorm) verbrand. Beeldenstormers mogen zich uitleven op (replica’s van) sculpturen uit de katholieke kerk. De ‘At your service’-speech van Pim Fortuyn wordt door jonge acteurs bij toerbeurt uitgesproken, samen met de ‘poldermodel’-filosofieën van Wim Kok. Multatuli leest voor uit de Max Havelaar. Zwarte Pieten en donkere Nederlanders bekogelen elkaar met pepernoten en suikerwaar.
Alles om vroegere misstanden te verwerken en de ‘saamhorigheid te bevorderen’, zoals Marijnissen en Heerma met hun hernieuwde voorstel beogen. Paul Scheffer, zelfbenoemd advocaat van de duivel als het gaat om een mogelijk geslaagd, Nederlands integratiemodel, was het daar in NRC Handelsblad mee eens: ‘We hebben ook [een] plek van nationale reflectie nodig.’
Mooi. In dat geval: geen betere vorm voor het Nationaal Historisch Museum dan een uitvergrote prullenbak, voor als het toch weer niet doorgaat. Of een duchampiaanse toiletpot.