columnfleur jongepier
Het komt Rutte erg goed uit om de discussie over klimaatschade in ontwikkelingslanden als ‘gevoelig’ aan te merken
Zijn rijke landen schuldig aan de klimaatschade in ontwikkelingslanden? Gevoelige discussie, beter niet over hebben. Dat was onlangs Ruttes reactie op de klimaattop in Sharm el-Sheikh. Hij zei overigens niet dat we het er beter niet over konden hebben, hij zei dat we daarover ‘de dialoog met elkaar moeten voeren’, maar dat betekent in de praktijk ongeveer hetzelfde.
Waarom is die discussie ‘heel gevoelig’? Niks gevoeligs aan: bepaalde gebieden en bevolkingsgroepen worden veel harder geraakt door temperatuurstijgingen, wat grotendeels het gevolg is van het actuele en historische gegraai van rijke landen. Van ons.
Op het moment dat ergens het woordje ‘schuld’ valt, waait er vaak gelijk een gure tocht de kamer binnen. Dat geldt voor de schuldvraag over wie heeft nagelaten de boodschappen te doen en al helemaal voor een schuldvraag die over verschillende eeuwen en continenten spant. Rijke landen hebben dat woordje de afgelopen jaren dan ook uitstekend ver van klimaattoppen weten te houden. Dit jaar staat het dan toch op de agenda, zij het verscholen achter het net iets gezelligere woordje ‘klimaatrechtvaardigheid’.
Als Rutte filosoof was, had hij gelijk dat de schuldvraag rondom klimaatverandering een gevoelige discussie is. Dan had hij zich heerlijk kunnen wentelen in diepe metafysische verwarring over of verantwoordelijkheid wel iets is dat over generaties kan worden doorgeven, of over of een vervuiler die onwetend is toch schuldig kan zijn. Maar Rutte is, ik vermoed tot zijn eigen spijt, geen filosoof maar politicus.
Natuurlijk zijn er wel degelijk allemaal haken en ogen aan het vraagstuk. Het is onmogelijk om heldere lijnen te trekken van onze vliegreisjes en graaiende oliebedrijven naar de vluchteling wiens woonplaats onder de zeespiegel terecht is gekomen. Ook is het onmogelijk te achterhalen wat ervoor nodig zou zijn om voor het onrecht te compenseren. Maar door de discussie als gevoelig te kwalificeren, doet Rutte het voorkomen alsof niet alleen de details en de uitwerking gevoelig liggen, maar ook de vraag als zodanig: óf rijke landen schuldig zijn aan de klimaatschade in ontwikkelingslanden en daar wat aan moeten doen. De reden voor zijn ontwijkende gedrag is simpel: als hij het beestje bij de naam noemt – schuld erkent – zullen er al gauw financiële consequenties moeten volgen.
Dat blijkt ook uit Ruttes ‘vrees’ voor wat hij het ‘stapelen’ van verantwoordelijkheden noemt. Rutte wijst erop dat we met z’n allen in Parijs in 2015 al hadden afgesproken jaarlijks 100 miljard dollar aan ontwikkelingslanden beschikbaar te stellen. (Die 100 miljard is trouwens nog nooit behaald en bestaat, zoals Oxfam Novib onlangs meldde, voor zo’n 70 procent uit leningen.) Nederland verhoogt de klimaatsteun aan ontwikkelingslanden met zo’n 500 miljoen euro per jaar naar 1,8 miljard, waarvan 100 miljoen aan Afrikaanse landen om te helpen zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering. (Het kabinet kondigde onlangs ook aan 500 miljoen uit te trekken voor investeringen in het mkb.)
Maar: de beloofde bedragen aan ontwikkelingslanden zijn nadrukkelijk bedoeld als steun voor de klimaatuitdagingen, niet als schadevergoeding. Als we dat óók nog gaan doen, is het einde zoek, lijkt het idee. Zoveel is duidelijk: Rutte wil best iets doen onder de noemer van hulp en solidariteit, maar niet onder de noemer van rechtvaardigheid en schuld.
Soms zijn discussies gevoelig en is het belangrijk, voor we vooruitgaan, die gevoeligheid nauwkeurig te ontleden. Soms is een discussie gevoelig noemen vooral een slimme retorische zet. Het enige wat uiteindelijk echt gevoelig ligt, is dat we de schuldvraag steeds maar uit de weg blijven gaan.