ColumnAaf Brandt Corstius
Heel soms snap ik dat sommige mensen meer van dieren houden dan van mensen
Het internationale documentairefestival Idfa is begonnen, en om wat van de sfeer mee te pikken zette ik mijn tv aan en bekeek ik Dierbaren, een film die er in première ging. Zo miste ik wel de twee documentaireminnende vrouwen die iets te hard knisperend met hun boterhamzakjes en iets te hard door de openingstitels heentetterend achter me in de bioscoopzaal zaten. Die twee vrouwen zaten toen het festival zich nog in het echt afspeelde, alle jaargangen in alle zalen van het festival, ik weet ook niet hoe ze dat voor elkaar kregen.
Nu keek ik in de privacy van mijn eigen huis naar Dierbaren, een prachtige documentaire over het dierenasiel in Amsterdam.
Ik ben zelf menig keer in dat asiel geweest toen ik op zoek was naar een kat. Door de medewerkers werd ik altijd achterdochtig benaderd – hoezo wilde ik een kat, kende ik de wegen van de kat, wist ik wat voor verzorging een kat vereiste, wist ik eigenlijk wel wat een kat wás? – en nadat ik uitgebreid en nederig had duidelijk gemaakt dat ik de beste kattenbaas ter wereld zou zijn, adopteerde ik de verkeerde kat, die ik na anderhalve week hels samenwonen moest terugbrengen.
In Dierbaren passeert een groot arsenaal asielmedewerkers de revue, allen met een flinke dosis achterdocht jegens de mens, en ik snap hun achterdocht ook wel. Als je ziet wat voor dieren er bij het asiel worden binnengebracht, bouw je een levenslang wantrouwen tegen mensen op, en een levenslange liefde voor allesbijtende bulldogs genaamd Rambo die diep vanbinnen heel lief zijn.
Het beste personage vond ik de hondenpsycholoog, een kordate vrouw die erg op Ellen Degeneres leek als Ellen Degeneres fulltime in een dierenasiel zou werken. Met de toewijding van een psychiater die onderzoek doet naar de terugplaatsing van ernstige delinquenten in de samenleving, onderzocht zij via uiteenlopende methoden hoe moeilijk opvoedbare honden op diverse situaties reageerden.
Vaak begon zij haar onderzoek met een keiharde klap op een stalen kast. Als de hond schrok, verbond zij daar bepaalde conclusies aan, de film wees niet uit welke. Vervolgens ging ze met een meisjespop die ongeveer half zo lang was als zijzelf, om de hond heen wandelen. De honden reageerden daar vaak gealarmeerd op. Dat zou ik ook doen, als iemand met een uit de kluiten gewassen meisjespop om mij heen zou cirkelen. Daarna bracht ze een levensgrote houten hond de behandelkamer in. De echte hond keek daar meestal nogal verbaasd naar. Maar als ze de houten hond omdraaide, durfde de echte hond toch een stapje vooruit te zetten en ging hij altijd aan de houten hond zijn kont snuffelen. Hoe getraumatiseerd, gek gemaakt of angstig ook – dat moest zo’n hond toch even doen.
Heel soms snap ik dat sommige mensen meer van dieren houden dan van mensen.