Gierigheid is gaaf
Te midden van het dagverse inboxbehang van digitale nieuwsbrieven viel mijn oog laatst op een uitnodiging voor een persrondleiding door de tentoonstelling ‘Sparen, een Duitse deugd’ in het Deutsches Historisches Museum. ‘Hoe saai kan...’ begon ik te denken – maar toen bracht iets, nee iemand, me tot inkeer.
Wolfgang Schäuble! De voormalige minister van Financiën zweefde voor mijn geestesoog en keek zoals hij altijd kijkt: alsof hij een laatdunkend binnenpretje had over gewone stervelingen. Ik dacht aan de Zwarte Nul, aan Griekenland, aan de woede van de Duitsers omdat ze sinds de eurocrisis geen rente meer krijgen op hun spaargeld.
Ik dacht aan de collectieve obsessie met ‘Schnäppchen’, koopjes, en de nationale angst voor de belastingaangifte. Ik dacht aan de oude slogan van elektronicawarenhuis Saturn: ‘Geiz ist geil’, gierigheid is gaaf, of geil – het is maar wat je erin wilt lezen.
Net Nederland natuurlijk, met onze grote kruidenier die op de kleintjes blijft letten, met Ruttes hand op de Europese knip. Toch heb ik de afgelopen twee jaar het idee gekregen dat over sparen en schuldenvrij zijn in Duitsland nog meer wordt gemoraliseerd – de titel van de tentoonstelling bevestigde dat idee.
Duitse spaarmoraal
Dus daar stond ik op woensdagochtend in de museumlobby, omringd door heel veel Zuid-Europese collega’s, een Pool en een Brit – landen die van de Duitse spaarmoraal het meest te vrezen denken te hebben.
De curator, een jonge economisch historicus genaamd Robert Muschalla, zag er niet uit alsof hij al eens was uitgeleverd aan een hongerig journaille uit Griekenland en Italië. Zachtjes maar vol toewijding sprak hij over antiquarische spaarbankboekjes en vooral de Sparkassen, de in de 18de eeuw ontstane spaarbanken voor kleine luiden.
De banken, die ook de arbeiders een bescheiden groei van hun vermogen in het vooruitzicht stelden, waren een middel om de opkomende arbeidersklasse onder de duim te houden, zei Muschalla. ‘De Fransen hadden de revolutie, de Duitsers de Sparkasse.’
Zo werd het sparen in de loop van 19de eeuw een nationale deugd en kreeg het stereotype van de hardwerkende, spaarzame Duitser een antisemitische tegenhanger: de verkwistende, luie Jood. En zo wandelden we verder naar de vitrine met een spaarbankboekje uit het concentratiekamp Theresienstadt.
Het naoorlogse deel van de tentoonstelling is lichtvoetiger. Op een Sparkasse-poster uit de jaren zestig dobbert een zwaarlijvige man met spaarbankboekje in de hand in een witte zwemband met een paardenkop – nee, geen eenhoorn.
Vijftien jaar later: een close-up van vrouwenbillen gestoken in een nauwsluitende Levi’s met het spaarbankboekje in de achterzak. (Duitse reclame en seksisme, ook daarover valt een interessante tentoonstelling te maken, maar dat terzijde.) Op de vrouwenbil staat: aantrekkelijke rente gegarandeerd.
Spaarzame kritiek
De bedoeling van de tentoonstelling, zo stond in de persmap, was dat Duitsers kritisch naar hun eigen gedrag zouden kijken. Maar Robert Muschalla was net zo zuinig met kritische uitspraken als Wolfgang Schäuble met geld. Wellicht had dat te maken met de sponsor van de tentoonstelling: Deutsche Sparkasse Berlin.
Maar de Zuid-Europese collega’s waren vasthoudend. Een oudere Griekse collega zette een boom op over de koppen in Bild ten tijde van de eurocrisis (‘De euroleugen, zo hebben de Grieken ons bedrogen’) Daar moest Muschalla toch toegeven dat ‘die inderdaad sterk herinneren aan krantenkoppen uit een bepaalde periode in onze geschiedenis’. Welke, dat ging hij natuurlijk niet hardop zeggen, maar we moesten het ‘zelf vooral googlen’.
Na nog een beetje aandringen ging Muschalla helemaal overstag. ‘Ja, de Duitsers zijn wel een tikkeltje fetisjistisch met hun gespaar.’ Hij leek warempel opgelucht dat hij het tóch had gezegd. Daarna ging iedereen tevreden naar huis.