ColumnLoes Reijmer
Geef ons heden nieuwe politiek leiders
Waar blijft de aardverschuiving? Deze week keek ik elke avond een aflevering van Het jaar van Fortuyn, de alom bejubelde serie van Avrotros met Jeroen Spitzenberger als Pim Fortuyn, Ramsey Nasr als Ad Melkert en Fedja van Huêt als een zeer aaibare Mat Herben. Ik zat op de middelbare school toen Fortuyn opkwam en werd vermoord, volgde alles met ingehouden adem, maar begreep stiekem weinig van de revolte. Ik mocht dan puber zijn, in mijn hoofd huisde kennelijk een vroegoud, Wim Kokkiaans brein.
In 2002 kwam de aardverschuiving voor velen als een verrassing, nu is het uitblijven ervan een van de grote raadselen van deze tijd. De bewijzen voor de rot in het openbaar bestuur stapelen zich op. We hebben een Belastingdienst die burgers van niet-Nederlandse komaf bij de aangifte inkomstenbelasting structureel discrimineerde, bleek deze week weer uit onderzoek van PwC. Zij liepen een grotere kans om tot fraudeur bestempeld te worden. Diezelfde Belastingdienst stortte tienduizenden ouders in diepe financiële ellende in het toeslagenschandaal, zij raakten hun huis en soms zelfs hun kinderen kwijt. Nog altijd zijn hun problemen niet opgelost, hun kinderen niet thuis.
Iedere week ligt er een nieuw rapport, elke week is er weer bewijs dat het geen incident was, dat geleuter over ‘een nest Antillianen’. En toch lijkt er niets te veranderen. Zeker, Rutte III trad af om het toeslagenschandaal, maar trad in dezelfde samenstelling weer aan. Het voelt onaf, er is geen genoegdoening.
Feit is dat de aardverschuiving al jaren geleden heeft plaatsgevonden en geconsolideerd is. Sinds 2002 stemt een aanzienlijk deel van het electoraat op rechts-populistische partijen. Dat is geen gegeven om routinematig de schouders over op te halen, want die partijen zijn wel steeds extremer geworden, analyseerde Kustaw Bessems na de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar. Het verklaart wel waarom er van een schokeffect geen sprake meer is, geen reden tot zelfreinigend vermogen bij de gevestigde partijen. Die kruipen in reactie op radicaal-rechts juist steeds dichter naar elkaar toe. Voor niet-populistische stemmers was het vorig jaar lastig af te rekenen met de jaren Rutte: vier lijsttrekkers zaten ooit in diens kabinet.
Eigenlijk is een hele generatie politici besmet. Wopke Hoekstra en Sigrid Kaag die Rutte IV mogelijk maakten met hun stoelendans op Buitenlandse Zaken en Financiën, politiek opportunisme dat het gestuntel met de sancties tegen Rusland nog pijnlijker maakt. Gert-Jan Segers die meloen na meloen doorslikte. Maar óók partijleiders die geen onderdeel zijn van de coalitie. Lilianne Ploumen zat in Rutte II en kan daardoor nooit helemaal geloofwaardig tegen de premier ageren. Jesse Klaver voert al zeven jaar oppositie tegen Rutte en komt met de dag sleetser over. Het geldt zelfs voor de nieuwe ministers in het kabinet. Je hoort Franc Weerwind van Rechtsbescherming bij Op1 mistgordijnen optrekken en denkt: aargh, Rutte.
Misschien is dat niet altijd fair, maar het grove schandaal van de toeslagenaffaire vraagt om offers, veel meer dan tot nu toe is gebeurd. En dus zoekt het chagrijn een doelwit.
In de laatste aflevering van Het jaar van Fortuyn zit een pijnlijke, maar louterende scène. Fortuyn is net vermoord, in de publieke opinie is Melkert de zondebok. Hij kan geen publieke optredens meer doen. Gerdi Verbeet, tot dan toe zijn steun en toeverlaat, meldt dat ze met Wouter Bos naar een televisiestudio gaat om hem te ondersteunen. Het is voorbij, weet Melkert, het is tijd voor een nieuwe generatie, een nieuw politiek tijdperk. Ik zag het, en snakte naar hetzelfde.