Opinie
Eerste essay nieuwe Denker des Vaderlands: waarom we een stap terug moeten doen in het coronadebat
De filosoof moet de eigen tijd een spiegel voorhouden, maar waken voor activistisch engagement, betoogt de (nog geheime) nieuwe Denker des Vaderlands.
De Denker des Vaderlands is sinds de lancering van deze eretitel in tien jaar tijd uitgegroeid tot een tamelijk invloedrijke functie. De eerste, Hans Achterhuis, reisde stad en land af, latere Denkers zoals stand-upfilosoof René Gude werden door uiteenlopende media uitgenodigd hun licht te laten schijnen op de actualiteit. In deze krant liet de huidige Denker Daan Roovers de afgelopen twee jaar vaak van zich horen. Maar ook oud-Denkers des Vaderlands, zoals Marli Huijer, blijven als zodanig worden aangeduid, alsof hun visie daardoor iets meer waard is.
Zo krijgt de filosofie een stem in de publieke sfeer – mooi toch? Zeker, maar er gaat regelmatig wel iets mis. Want hoewel filosofen net als andere mensen meningen hebben en zich soms willen engageren in het debat, vereist de eigen aard van de filosofie op de eerste plaats iets anders: afstand nemen en een stap terug doen. De taak van de filosofie vindt haar oorsprong in de aansporing van het orakel van Delphi: ken jezelf. Filosofie is een voortdurende oefening in maatschappelijke en culturele zelfkennis en moet bovendien het slechte geweten zijn van haar eigen tijd en samenleving.
Je kunt hierbij ook denken aan de klassieke verbeelding van de verstandigheid of prudentia, die een spiegel in de hand houdt. Door afstand te nemen houdt de filosoof de eigen tijd een spiegel voor, die ons dwingt kritisch naar onszelf te kijken en die ook laat zien wat we liever niet zien of wat we niet opmerken als we alleen maar naar buiten, naar de anderen kijken. In de manier waarop Marli Huijer die opdracht van de filosofie nu in verband met de coronamaatregelen uitvoert, komt de filosofische afstand in de knel door activistisch engagement.
Deze voormalig Denker des Vaderlands hanteerde die filosofische spiegel in het begin wel. Ze liet zien dat de crisis toont dat het in onze samenleving als vanzelfsprekend geldt dat je eerst de zwaksten beschermt, en daarop blijkt een andere vanzelfsprekendheid ongemerkt mee te liften. Ouderen horen immers per definitie tot de zwakkeren en dus moet ook het leven van zeer oude mensen maximaal worden beschermd tegen het virus en de gevolgen ervan.
Grote schade
De spiegel die Huijer ons voorhoudt, laat zien dat de zorg voor ouderen, die toch al langer leven dan ze ooit konden verwachten en die hoe dan ook binnen een paar jaar zullen overlijden, grote schade kan toebrengen aan de levens van jongeren. De felle reacties die zij kreeg op haar pleidooi de cafés te openen, ook al zou dat meer sterfgevallen opleveren onder 70-plussers, toont iets van de schrik die hoort bij zo’n blik in de spiegel.
Maar door concrete maatregelen te bepleiten en verdedigen tegen de kritiek, legde zij de spiegel terzijde. Het leidde tot een wel erg beperkte versie van een utilistische rekenmethode waarmee Huijer de gevolgen van de maatregelen afzet tegen de opheffing ervan. De oppositie tussen enerzijds festivals en cafés voor jongeren of anderzijds nog langer leven voor ouderen, is te simpel. Er zijn veel meer factoren in het spel dan deze twee, en de effecten zijn geenszins eenduidig. Om het chargerend te zeggen: je zit niet zo lekker in het café als je oma op de intensive care ligt, zoals oma trouwens evenmin gelukkig verder leeft wanneer ze haar kleindochter ziet wegsomberen.
Zo’n pleidooi ontneemt ons het zicht op wat de crisis ons nog meer over onszelf zou kunnen leren, ook over die terecht door Huijer opgemerkte obsessie met levensverlenging. Om te voorkomen dat de kritiek daarop naïef wordt, is juist de blik van een afstand vereist, die ziet dat de wetenschap al vanaf het begin van de moderniteit zoekt naar mogelijkheden tot levensverlenging, dat wij allemaal – via belastingen, zorgverzekeringen en donaties aan collectefondsen – gigantisch investeren in onderzoek gericht op de bestrijding van ziekten die vooral ouderen treffen.
Arme delen van de wereld
Een filosofische spiegel kan helpen die enorme inzet te vergelijken met wat we doen voor de versterking van de meest elementaire gezondheidszorg in arme delen van de wereld.
Het huidige gevecht om de vaccins – van de 268 miljoen vaccinaties tot nu toe is het overgrote deel in de rijke landen toegediend – lijkt slechts een variatie op die gerichtheid op ons eigen welzijn ten koste van een meer mondiale rechtvaardigheid.
De blik in de spiegel kan ook de aandacht richten op het merkwaardige feit dat we zowel over de pandemie als over de maatregelen graag spreken in termen die een schuldige lijken aan te wijzen. Trump gaf de Chinezen de schuld van het virus; de hardnekkigheid waarmee wij van Britse, Zuid-Afrikaanse, of Braziliaanse varianten blijven spreken, verraadt eenzelfde neiging. Blijkbaar willen we onszelf als slachtoffer zien van iets wat anderen ons aandoen. Is de kritiek op de maatregelen niet ook verbonden met diezelfde neiging om iets of iemand verantwoordelijk te houden voor het ongeluk dat ons treft? Is dat niet wat ‘ressentiment’ wordt genoemd en als zodanig een vruchtbare bodem vormt voor populisten?
Uiteindelijk zal het debat leiden tot actie. Maar in plaats van op de stoel te gaan zitten van degenen die, sturend in de mist, besluiten moeten nemen, moet de filosofie afstand nemen en houden. Een Denker des Vaderlands moet tegenstrijdige en complexe emoties, ervaringen en opinies wegen en duiden. Als daardoor de mist iets sneller optrekt en we wat scherper kunnen zien, zullen die besluiten misschien niet makkelijker worden, maar hopelijk wel beter.
Wie is de nieuwe ‘DDV’?
Op vrijdag 19 maart wordt bekendgemaakt wie de nieuwe Denker des Vaderlands is. In de Volkskrant neemt hij alvast een schot voor de boeg. Meent u te weten wie hij of zij is, mail dan naar info@maandvandefilosofie.nl. Onder de juiste inzendingen worden tien exemplaren verloot van het essay van de Maand van de Filosofie: Vuurduin van Eva Meijer.