ColumnAleid Truijens

Een basisschoolleraar die niet leest, is als een dierenarts die een hekel heeft aan dieren

null Beeld
Aleid Truijens

Wie enthousiast de lof blijft zingen van het lezen, of erger, de literatuur, heeft iets zieligs. Een afgewezen, volhardende minnaar, of een ouder die niet snapt waarom niemand zijn kinderen leuk vindt. Ga je ermee door dan word je een treurige ­zeloot, die blijft propageren wat haarzelf zo gelukkig heeft gemaakt, veel heeft geleerd, afgeleerd, heeft doen lachen en huilen. De zeloot oogst rollende ogen en hoongelach. Láát mensen toch. Boeken lezen is niet meer van deze tijd, al heb je types die het blijven doen. Zoals je ook mensen hebt die Afrikaans houtsnijwerk verzamelen, of gifslangen houden.

Harde argumenten trekken niet-lezers evenmin over de streep. Dat wie veel leest een grotere woordenschat heeft, makkelijker verbanden legt, meer inlevingsvermogen ontwikkelt en de wereld beter begrijpt (omdat je niet alle ellende en geluk zelf hoeft mee te maken om die te ervaren). Voordelen die je als kind al kunt hebben. Ook dit pleidooi werkt zelden. Het is de hopeloze missie van leesbevorderaars: mensen met zachte dwang ertoe brengen om vrijwillig iets te doen wat goed voor ze is, en het nog leuk te vinden ook. Het is alsof je kinderen wijsmaakt dat ze vrijwillig groente eten omdat ze het lekker vinden, ook al vinden ze het vies.

School, dat is een ander verhaal. Het is meegenomen als kinderen lezen leuk vinden, maar je gaat er niet op wachten. Lezen moet op school, net zoals thuis groente eten. Lekker of niet. Niet alleen technisch en begrijpend lezen, ook ‘vrij lezen’. Pas als je dat vaak doet gaat het steeds beter en hé, veel kinderen vinden het dan ineens leuk.

Wie zich afvraagt waarom een kwart van de Nederlandse pubers nauwelijks kan lezen, zou eens twee recente onderzoeken moeten inkijken. In het ene, Monitor de ­Bibliotheek op school pabo 2020-2021, een onderzoek van Probiblio, werden 823 pabo-studenten ondervraagd over hun leesgedrag. Ruim 40 procent leest geen romans of verhalen; 35 procent leest nooit kinderboeken wanneer dat niet verplicht is, 23 procent leest ze ook niet wanneer dat wél verplicht is voor school. Van de studenten vindt 23 procent lezen ‘erg leuk’, 25 procent ‘niet leuk’ of ‘vervelend’. Op de vraag of hun pabo een boekencollectie heeft, antwoordt 24 procent ‘Weet ik niet’. Tijdens hun stage besteedt bijna de helft geen aandacht aan vrij lezen; 48 procent denkt onvoldoende kennis te hebben om kinderen te enthousiasmeren voor lezen .

Dan de pabo-docenten Nederlands, in een onderzoek van Oberon. Die doen enorm hun best. Ze besteden aandacht aan voorlezen, vrij lezen, boekpromotie en leesbevordering. Ze nodigen schrijvers uit. Maar genoeg is het niet. Op eenderde van de pabo’s is jeugdliteratuur geen zelfstandig onderdeel; op 11 procent van de pabo’s kun je er niet op afstuderen. Slechts eenderde van de docenten vindt hun afgestudeerden ‘voldoende competent’ om ­lezen te bevorderen. Tweederde dus niet. Toch staan die ­incompetente studenten voor de klas, om kinderen te leren lezen.

De resultaten verschillen amper van die van vijf jaar geleden. Bemoedigend is dat niet, gezien de enorme inspanning van organisaties als Stichting Lezen en Problio en alle steun die zij het onderwijs geven. De neergang van het ­lezen is niemands individuele schuld. Maar het moet óp scholen en pabo’s gebeuren: meer lesuren, meer prioriteit, meer urgentie, hogere eisen.

Een basisschoolleraar die niet leest, is als een dierenarts die een hekel heeft aan dieren of een piloot die niet graag vliegt. Lezen is het belangrijkste vak op school, geen keuzemodule.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden