ColumnSheila Sitalsing
Door al die pushbacks eindigen we voor de rechter, waarschuwen juristen
Over pushbacks, de praktijk van het fysiek terugduwen van migranten bij de buitengrenzen van de Europese Unie, wat weleens neerkomt op schoenen afpakken en ze barrevoets terug laten lopen, kun je lang praten. Dat het niet zou moeten mogen, of nou ja dat het gewoon niet mag, mensenrechtengewijs en verdragsrechtelijk gezien, omdat iedereen die de Unie haalt, recht heeft op een serieuze beoordeling.
Dat als het onverhoopt toch gebeurt, Nederland niks te verwijten valt. Want ver weg. Belarussische grens, ergens tussen Bulgarije, Griekenland en Turkije, op de Middellandse Zee. Verschrikkelijk, maar – men werpe hierbij de handen hulpeloos in de lucht – het is daar en niet hier. Kunnen wij niets aan doen.
Woensdag maakte de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, adviseur van regering en parlement, een einde aan die illusie. Nederland loopt wel degelijk juridisch risico om aansprakelijk te worden gesteld voor mensenrechtenschendingen aan de buitengrenzen, schrijven de juristen van de commissie.
Tegen de ongelovigen die al ‘vergezocht’ aan het snuiven zijn, fluistert de commissie ‘Srebrenica’ en ‘Urgenda’. Twee Nederlandse trauma’s waarbij de rechter het ondenkbare deed en de Nederlandse staat medeaansprakelijk stelde voor kwesties waarvan jarenlang is volgehouden dat – handen hulpeloos in de lucht – de staat er weinig aan kon doen. ‘De Europese buitengrenzen zijn onze grenzen. En daar zijn we door de ondergrens gezakt’, lichtte mede-auteur John Morijn woensdagmiddag toe tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer.
In het debat over pushbacks – die bestaan naast pullbacks, het fenomeen dat landen als Libië tegen betaling migranten terughalen van zee – heeft een kleine evolutie plaatsgevonden.
Eerst was er de ontkenning. Inmiddels zijn er zoveel getuigenissen opgetekend dat ontkennen ongeloofwaardig werd. Toen kwam het wijzen. Naar de grenslanden en hun grensbewakers, want zij duwen. De grenslanden wijzen terug, naar de Europese Commissie en naar collega-lidstaten die het tegenhouden in stille dankbaarheid aanvaarden. Er wijzen vingers naar Frontex, het grensagentschap van de Europese Unie, want dat verleent assistentie. Nee, je moet bij de Grieken en de Polen en de Hongaren zijn, wijst Frontex terug.
Al dat wijzen eindigt voor de rechter, waarschuwt de Adviesraad nu. Conform het adagium ‘niemand helemaal verantwoordelijk dus iedereen een beetje’, kan ook Nederland voor het hekje komen te staan wegens medeverantwoordelijkheid voor gruwelijke mensenrechtenschendingen.
In de hoorzitting in de Tweede Kamer ging het over de gevoeligheden op dit terrein (‘Soms komen er rapporten uit die binnen twee uur worden ingetrokken’). Over de vraag of Nederlanders die bij Frontex zijn gedetacheerd meewerken aan pushbacks (kan, zei een NGO die aan de oostgrenzen werkt). Over de praktijk dat door het ontbreken van legale vluchtroutes naar de Unie ook erkende vluchtelingen gedwongen worden te reizen via door criminelen uitgebate routes. (‘Van het geld dat mensen betalen aan smokkelaars, kun je vijf keer op en neer vliegen en een visumaanvraag indienen’, rekende iemand van Artsen zonder Grenzen voor). Over hoe de grenzen gemilitariseerd zijn, zoals journalist Bram Vermeulen uitlegde: ‘De vluchteling wordt gezien als veiligheidsprobleem met als gevolg een militair antwoord op een humanitaire kwestie. Compleet met drones, camera’s en bewapening.’
En straks wellicht de rechtbank. Handen weer hulpeloos in de lucht.