OpinieBezettingseconomie
Doe iets aan bedrijven in bezet gebied, Kaag en Blok
Vier Nederlandse bedrijven zijn actief in illegale Israëlische nederzettingen, zo blijkt uit een VN-lijst. Maar de Nederlandse overheid ziet daarin geen aanleiding tot actie, betogen Pauline Overeem en Lydia de Leeuw, onderzoekers bij SOMO.
In februari van dit jaar publiceerde de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten een langverwachte lijst van bedrijven die betrokken zijn bij economische activiteiten in illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Op de lijst staan vier Nederlandse bedrijven, maar tot nu toe ziet de Nederlandse overheid daarin geen aanleiding tot actie.
Booking.com is de bekendste en grootste van het stel, maar de Tahal Group International B.V., Kardan N.V. en Altice Europe N.V zijn ook geen kleine jongens. De laatste drie zijn, wel degelijk Nederlandse bedrijven, hier geregistreerd en met Nederlandse bestuurders. Kardan N.V. is een investeringsmaatschappij die in 2019 65 miljoen euro omzet maakte. Ontwikkelaar van infrastructuur Tahal Group International B.V., draaide in datzelfde jaar 153 miljoen euro omzet. Altice Group N.V. is een telecom- en kabelbedrijf dat in 2019 440 miljoen euro winst boekte.
Treedt de Nederlandse overheid op? In reactie op Kamervragen over de VN-lijst geven ministers Kaag en Blok keurig het regeringsstandpunt weer: Israëlische nederzettingen in bezet gebied zijn strijdig met het internationaal recht. Bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen of bestendigen van de nederzettingen zijn ‘onwenselijk’ en economische relaties met bedrijven in nederzettingen worden ‘ontmoedigd’.
Bij deze woorden blijft het. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven wordt benadrukt en actie van regeringswege blijft uit. Terwijl de Nederlandse overheid zeker concrete mogelijkheden heeft om bedrijven zover te krijgen geen zaken meer te doen in bezet Palestijns gebied: bijvoorbeeld door elke vorm van steunmaatregelen, belastingvoordelen en dienstverlening afhankelijk te maken van naleving van mensenrechtenverplichtingen.
En het Openbaar Ministerie zou een onderzoek kunnen instellen naar de betrokkenheid van de Nederlandse bedrijven bij schendingen van internationaal strafrecht in de nederzettingen. De VN-lijst is een blauwdruk voor andere conflictgebieden waar bedrijven de fout in gaan. Wat voor Israël geldt, geldt bijvoorbeeld ook voor Rusland, inzake de Krim, en in andere situaties van bezetting en oorlog.
In een context van voortdurende straffeloosheid kan het namen and shamen van medeplichtige bedrijven een effectief middel zijn in de strijd om een einde te maken aan de bezettingseconomie en de mensenrechtenschendingen die daarmee onlosmakelijk verbonden zijn.
In het licht van de Israëlische plannen om meer delen van de bezette Westelijke Jordaanoever te annexeren en de voortdurende mensenrechtencrisis in de bezette gebieden, zijn woorden niet genoeg. De Nederlandse overheid heeft de verantwoordelijkheid om naleving van internationaal recht te bevorderen.
Regering, zet nu eens de middelen in om de mooie principes met betrekking tot mensenrechten en bedrijfsleven echt af te dwingen, papieren werkelijkheden zijn er al genoeg.
Pauline Overeem en Lydia de Leeuw zijn onderzoekers bij SOMO.