Demonstrerende kunstenaar is geen kunstenaar
De beste kunstenaarsactie is kunst maken.
Het kunstenaarsprotest in Nederland heeft een gezicht gekregen. Althans, als we de ‘lobbyvereniging’ Kunsten ’92 en de Kunstenvakbond FNV Kiem mogen geloven.
Deze vermeende vertegenwoordigers van de Nederlandse kunstenaar hebben het hipste reclamebureau van 1998 (KesselsKramer) ingehuurd om een slogan en campagne te bedenken ‘om alle acties tegen de bezuinigingen onder één paraplu te brengen’ (Kunst, 28 oktober).
De uitkomst van dit masterplan is de slogan ‘Nederland schreeuwt om kunst’, die aankondigt dat ik samen met mijn collega’s op 20 november een dag lang (symbolisch) schreeuwend over straat zal gaan.
Kaalslag
Het zegt iets over de machteloosheid van het protest dat een vereniging van enige duizenden gediplomeerde kunstenaars een alternatief-achtig reclamebureau moet inhuren om haar zaak te verdedigen.
De ernst en verontwaardiging suggereren daarbij ook een ramp van tsunami-achtige proporties. Een culturele kaalslag waarvan we nooit meer zullen herstellen. Los van de lelijkheid van de slogan en de onbenullige gedachte erachter – zozeer de zaak onwaardig – springt toch vooral de volstrekt ridicule suggestie van afhankelijkheid in het oog.
De kunst – in al haar verschijningsvormen – functioneert sinds haar ontstaan in een vijandig klimaat. Hoewel zij de meest mens-eigen manifestatie is, is zij terzelfdertijd ook de meest mens-vreemde. Veelal stilstaand, hermetisch, gevangen in een kader dat wijzelf moeten ontberen, zo anders en zo gelijk, zal ze altijd wantrouwen wekken, zoals ze ook altijd passies heeft doen ontvlammen.
Valse helden
Dankzij deze altijd wankele status is het idee van kunst alomtegenwoordig in ons bewustzijn en onze geschiedenis. Een geschiedenis die we ons zonder kunst niet eens zouden kunnen voorstellen.
Desalniettemin. In alle tijden werden genieën miskend en valse helden aanbeden. Bij tijden waande men zich superieur aan het verleden, bij tijden werd in dat verleden juist de essentie gezocht.
Bij tijden werden bepaalde kunstuitingen fel bestreden door een overheid, bij tijden heerste er een zogenaamd mild cultureel klimaat. Als de kunstgeschiedenis kortom één ding niet is, dan is het rechtlijnig, maar de lijn zelf is nooit onderbroken. Niet door repressie en ook niet door goede wil.
Onwaardig
De actuele volkse rancune aan de ene zijde, en het culturele protest daartegen aan de andere lijken zich beide niet van deze geschiedenis bewust.
Het slechte nieuws voor de rancune is dat men kunst helemaal niet kan laten verdwijnen. Dat is een wetmatige onmogelijkheid. Uiteraard zullen de bezuinigingen consequenties hebben. Er zullen dingen verdwijnen. Dingen van waarde. Ambtelijke functies. Orkesten.
Maar om dit als een culturele kaalslag te presenteren is een reactie die de kunstenaar onwaardig is. Om er vervolgens tegen te gaan demonstreren, is werkelijk een belediging voor de beroepsgroep.
Voornemen
Dit is niet nieuw. Zo was het altijd. Zo gaat het. En wellicht ook, zo moet het. Maar er is geen reden voor paniek. Een kunstenaar functioneert onder alle omstandigheden. Hij improviseert. Is niet bang. Tovert. Maakt iets van niets. Laat de verbeelding dansen. En maakt daar een leven van.
Daarom zijn zij onze helden. Daarom kennen we hun namen nog. En niet omdat ze 20 november massaal gingen protesteren tegen zoiets onbenulligs als een ‘voornemen van de regering’.
Je kunt niet demonstreren voor de kunst. En al helemaal niet als je zelf kunstenaar bent. Ambtenaren kunnen demonstreren en blijven ambtenaar. Voor politie en brandweermensen geldt hetzelfde.
Spandoeken
Een demonstrerende kunstenaar daarentegen houdt onmiddellijk op kunstenaar te zijn. Want de kunst zelf is de demonstratie. Een demonstratie die natuurlijk niet aan kracht en betekenis wint als we met z’n allen de hele tijd met spandoeken in de weer gaan. Want van een spandoek is nog nooit goede kunst gekomen.
De enige actie derhalve, kunst en kunstenaars waardig, is wanneer die kunstenaars die voornemens waren op 20 november schreeuwend over straat te gaan hiervan, na lezing van dit stuk, afzien, en gewoon zoals elke dag naar hun atelier, hun studio, orkestbak of filmset gaan om kunst te maken. En liefst een beetje goede.