ColumnJulien Althuisius
De vroeg-naar-bedschaamte die me zo lang heeft geteisterd, is sinds anderhalve maand plotseling verdwenen
‘Hoe laat ga jij altijd naar bed?’ Het was niet de eerste onverwachte vraag die avond, en ook niet de laatste (‘wat doe jij hier eigenlijk?’ was al geweest, ‘doe je aan microdosing?’ zou nog komen). Ik stond op een verjaardags- annex nieuwjaarsborrel die werd gehouden in een monumentaal gebouw dat eens het ziekenhuis was waar Simon Carmiggelt lag, maar nu dienstdoet als co-working, pardon, human work space.
Ik nam een slok van mijn drankje, dat iets met gin en limoensap was, maar verdacht veel weg had van Smirnoff Ice (dat overigens de opmerkelijke eigenschap heeft zijn kenmerkende smaak onder elke omstandigheid te behouden, zelfs als het zich gemengd met maagzuur en patat weer een weg naar buiten baant).
‘Tien uur’, antwoordde ik naar waarheid. Tien uur naar bed is heerlijk. Een van de beste dingen die het leven te bieden heeft. Even nog wat lezen en daarna de groeten. Er zijn mensen die vroeg naar bed gaan en dan zeggen dat ze de volgende morgen ‘fris en fruitig’ wakker worden. Ik ben nog nooit fris en fruitig wakker geworden, maar toch is tien uur mijn favoriete bedtijd. Als er nu een geest uit een lamp zou komen en ik zou één wens mogen doen, zou ik wensen dat er nooit meer voetbalwedstrijden om negen uur beginnen.
De vroeg-naar-bedschaamte die me zo lang heeft geteisterd, is sinds anderhalve maand plotseling verdwenen. Dat is een rechtstreeks gevolg van het 40-zijn. Jaren zag ik ertegen op, stond het getal 40 aan mijn geestelijke horizon, brandend en onvermijdelijk, als Oog van Sauron. Maar nu het eenmaal zover is, vind ik het heerlijk. Overal zet ik mijn nieuw verworven veertigerschap in. In de sportschool, als ik de les niet meer kan bijbenen: ‘Sorry, ik ben 40, ik trek dit niet meer.’ Op een borrel, omringd door eindeloos veel jongere mensen met eindeloos veel dikkere wenkbrauwen: ‘Ik versta je niet. De muziek staat te hard. Ik ben 40.’ Op dezelfde borrel, inmiddels ontaard in een feest: ‘Ik ga naar huis. Ik ben 40.’
Thuis trof ik mijn vrouw in de woonkamer. ‘Wat ben je vroeg’, zei ze. Ik antwoordde dat ik het uitstekend naar mijn zin had gehad en een paar drankjes had gedronken, maar het daarna wel mooi had gevonden – wat een nodeloos omslachtige manier was om te zeggen: ik ben 40.
Een paar minuten later lag ik in bed te lezen. Met net genoeg gin achter de kiezen om een aangename buzz te voelen, maar net te weinig om er de volgende dag op het kinderfeestje van mijn dochter last van te hebben. Ideaal. Het beste van alles: het was nog geen tien uur.