ColumnLotte Jensen
De opwarming van de aarde is goed nieuws voor de poëzie
De smeltende ijskappen zijn een zegen voor de Nederlandse poëzie. Tot dat klimatologische inzicht kwam ik op een warme novembermiddag.
Opgetogen reisde ik af naar het Zuid-Hollandse Rijswijk om een letterkundig feestje te vieren. Precies tweehonderd jaar geleden, in 1819, publiceerde Hendrik Tollens namelijk een gedicht dat hem eeuwige roem zou bezorgen: De overwintering der Hollanders op Nova Zembla in 1596 en 1597. Hij werd er zo populair mee, dat hij als popidool Shawn Mendes de bewonderaars van zich af moest slaan.
Zo’n veertig liefhebbers hingen aan de lippen van de organisator van het jubileumfeest, toen hij uit De overwintering declameerde. De donderende verzen moeten tot op Texel te horen zijn geweest. Na afloop wilde ik nog even bloemen op het graf van de 19de-eeuwse dichter des vaderlands leggen, maar de hekken zaten helaas dicht. Dus twitterde ik een andere werkelijkheid: ‘Een duizendkoppige menigte vierde vandaag in @MuseumRijswijk de 200ste verjaardag van de Overwintering der Hollanders op Nova Zembla van Hendrik Tollens. Winterbloemen strooiden we op zijn graf’. Niemand trapte erin. Wel veel hartjes.
Plotsklaps duikt Tollens overal op, en dat kan geen toeval zijn. Zo is momenteel in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam een tentoonstelling over Nederlandse expedities naar de Noordpool te zien. Een ereplaats is ingeruimd voor De overwintering, omdat Tollens als geen ander ons beeld van de Noordpool heeft bepaald. De angstige uren die Willem Barentsz en zijn mannen doorbrachten in het Behouden Huys, hun ijzingwekkende gevechten met ijsberen: generaties schoolkinderen zijn ermee opgegroeid.
De wereld van ijs en kou brokkelt echter snel af in het tweede deel van de expositie, getiteld Rijzend water. Fotograaf Kadir van Lohuizen legde indringend vast welke gevolgen klimaatverandering wereldwijd heeft. Dat zijn onheilspellende beelden. We zien instortende gletsjers, zinkende steden, verwoestende orkanen en weggespoelde woonwijken. Zijn apocalyptische boodschap laat de kijker niet onberoerd. Om te herstellen keerde ik terug naar de Tollenszaal, waar het een paar graden kouder was.
Poëzie en schilderkunst bieden troost in tijden van klimaatverandering. Dat moet wel de verklaring zijn waarom ook het Singer Museum in Laren nu zoveel publiek weet te trekken met de tentoonstelling Weer en Wind. De zalen hangen vol met idyllische winterlandschappen uit lang vervlogen tijden. Zwierig schaatsende koppeltjes op dichtgevroren plassen. IJsvermaak op uitgestrekte rivieren. Typisch Hollandse taferelen, kortom, die we in het echt steeds minder vaak zien. Bij ieder schilderij is een bijpassend poëziefragment geplaatst. En wie schittert daar weer als ijspoëet des vaderlands? Jawel! Hendrik Tollens met zijn Winteravondliedje: ‘Het Oosten blaast, het wintert fel / ’t is buiten vinnig koud!’. Nog gelukkiger werd ik, toen ik ook de schitterende klimaatpoëzie van Ester Naomi Perquin tegenkwam: ‘Hij blaast kolossen van de weg, licht daken op, slaat bomen om’.
De aarde warmt op. En hoe paradoxaal ook, dat is goed nieuws voor de Nederlandse letterkunde.
Lotte Jensen is hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit.
Meer columns van Lotte Jensen:
De meeste mensen deugen misschien, maar de zinnen in het boek van Rutger Bregman niet.
Leve de student die de moed heeft zijn docent te corrigeren.