commentaarPieter Klok
De nieuwe ambtseed waarvoor de commissie gaswinning pleit gaat de morele leegte bij de overheid niet vullen
De parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen had een ondankbare taak. Het falen van de overheid in het gasdossier is de afgelopen jaren in vele toonaarden beschreven en betrokken politici hebben al meermaals boete gedaan. Voor een enquêtecommissie leek er op het eerste gezicht niet veel meer te halen.
Het allerpijnlijkste in het gasdossier is dat de Groningers ondanks alle schuldbekentenissen nog steeds in de kou staan. Het lukt nog steeds niet schades fatsoenlijk af te handelen en huizen bijtijds te versterken. Belangrijker nog dan te reconstrueren waar het misging zijn daarom de aanbevelingen van de commissie hoe de Groninger impasse te doorbreken.
Het feitenonderzoek heeft, zo bleek vrijdag bij de publicatie van het eindrapport, inderdaad geen grootse nieuwe inzichten opgeleverd. De scherpte zit hooguit in de woordkeuze. De commissie spreekt over een ‘ongekend systeemfalen’ waardoor een ‘rampzalige situatie’ is gecreëerd. Daardoor heeft Nederland nu een ‘ereschuld’ aan Groningen die de komende jaren moet worden ingelost.
De aanbevelingen kunnen ook niet verrassend worden genoemd. De schadeafhandeling moet ‘milder, makkelijker en menselijker’, vindt de commissie. De macht van de onafhankelijke toezichthouder moet worden vergroot.
Het is jammer dat de commissie niet wat meer heeft uitgezoomd. Waarom lukte het niet eerder om de situatie in Groningen te verbeteren en waarom zou dit nu wel lukken? Na de toeslagenaffaire is dit de tweede keer in korte tijd dat een ongekend falen van de overheid wordt aangetoond, de tweede keer dat blijkt dat burgers zijn vermorzeld in een ondoorgrondelijke besluitvormingsmachine. De tweede keer dat de overheid niet in staat blijkt om de geleden schade achteraf op fatsoenlijke wijze te vergoeden.
Het systeemfalen is dus helemaal niet zo ‘ongekend’, het begint eerder symptomatisch te worden voor een zieke overheid, een overheid die niet goed weet hoe ze met haar burgers moet omgaan. Er is een passage in het rapport waarin falen van de Nederlandse bestuurscultuur bij het toekennen van schadevergoedingen loepzuiver wordt omschreven: ‘Onderdeel van de bevindingen van de commissie is dat iedere verandering van het systeem, iedere wijziging van de regels, iedere nieuwe oplossing die bedacht wordt, ook bijdraagt aan de verschillende behandeling van en daarmee ongelijkheid tussen gedupeerden. (...) Iedere verandering draagt bovendien bij aan het ingewikkelder maken van het systeem. Iedere nieuwe maatregel die een geconstateerde fout repareert, draagt bij aan het verder compliceren van het woud aan regels waarin gedupeerden hun weg moeten vinden. Wat is de uitweg uit deze situatie?’
Dit is de poldervariant van Franz Kafka. De commissie doet dappere pogingen om een uitweg te vinden, maar komt ook niet veel verder dan aan te bevelen om royaal te zijn en geen nieuwe systeemwijzigingen door te voeren.
De belangrijkste constatering van de commissie is dat het in het gasdossier door de jaren heen aan één element heeft ontbroken: het morele perspectief. Nergens werd de vraag gesteld: kun je dit de Groningers aandoen? Deze morele leegte bij de overheid beperkt zich ook niet tot het gasdossier. Zoals Herman Tjeenk Willink al meermaals constateerde, is de Nederlandse overheid in de greep van een managersdenken gekomen, dat bij veel maatschappelijke problemen tekortschiet.
Om deze morele leegte te vullen, pleit de commissie ervoor om nieuwe ambtenaren in hun ambtseed plechtig te laten beloven dat ze het ‘publiek belang’ dienen. Gezien de ernst en omvang van de crises is dit waarschijnlijk niet voldoende. Om dergelijke ongelukken voortaan te voorkomen is een veel bredere en diepere heroriëntatie op de rol van de Nederlandse overheid nodig.
In het Volkskrant Commentaar wordt het standpunt van de krant verwoord. Het komt tot stand na een discussie tussen de commentatoren en de hoofdredactie.