OpinieParlementair onderzoek

Beter onderwijs vergt een harde schoolstrijd

Een nieuw parlementair onderzoek is nodig om de crisis in het onderwijs te ontleden, betoogt Volkskrant-redacteur Hans Wansink.

Hans Wansink
Leerlingen van basisschool Mgr. Zwijsenschoolschool in Kerkdriel zijn druk bezig met de Cito-toets. Beeld Marcel van den Bergh/de Volkskrant
Leerlingen van basisschool Mgr. Zwijsenschoolschool in Kerkdriel zijn druk bezig met de Cito-toets.Beeld Marcel van den Bergh/de Volkskrant

Publicist en hoogleraar Paul Scheffer schreef onlangs in NRC: ‘Het lerarentekort, de laaggeletterdheid en de verengelsing hebben vast uiteenlopende oorzaken, maar tekenen een algehele verwaarlozing van ons onderwijs. Die neergang wordt niet op waarde geschat door een lamlendig kabinet. De staat van ons onderwijs schreeuwt om een breed opgezet parlementair onderzoek.’

Sander van Walsum sloot zich in een Volkskrant-commentaar eind vorige maand bij Scheffer aan. Directe aanleiding voor de oproep was het recente Pisa-onderzoek onder 15-jarigen uit 77 landen. Daaruit bleek dat bijna een kwart van de Nederlandse leerlingen onvoldoende kan lezen om te kunnen functioneren in de samenleving. Sinds 2000 zijn de schoolprestaties op alle drie terreinen (leesvaardigheid, wiskunde, natuurwetenschappen) gestaag achteruit gegaan. Met lezen is het de laatste zes jaar zo hard bergafwaarts gegaan, dat Nederland onder het gemiddelde van rijke landen terecht is gekomen. In 2012 al scoorden de beste Nederlandse vwo’ers lang niet zo goed als die uit Nieuw-Zeeland, Zuid-Korea of Finland. Het waren toen de vmbo-leerlingen die Nederland nog overeind hielden. Maar nu is juist die groep leerlingen door het ijs gezakt.

Een nieuw parlementair onderzoek is uitstekend geschikt om de politiek en de samenleving wakker te schudden. Het hoeft geen jaren te duren, want er is al veel onderzocht. Het vorige parlementaire onderzoek uit 2008, onder leiding van PvdA-politicus Jeroen Dijsselbloem, is nog altijd relevant. De overheid had ‘haar kerntaak, het zeker stellen van deugdelijk onderwijs, ernstig verwaarloosd’, oordeelde zijn commissie. Drie grote onderwijsvernieuwingen – de tweede fase, het studiehuis, het vmbo – waren ingevoerd zonder dat wetenschappelijk was bewezen dat die tot betere resultaten zou leiden.

Dijsselbloem blikte vorig jaar in NRC met gemengde gevoelens terug: ‘Na ons onderzoek is veel gebeurd om de kwaliteit op te krikken. Het leerlingvolgsysteem werd verplicht, de slagingsnormen werden strenger, de inspectie zag meer toe op zwakke scholen. Maar nu zie je die slinger weer de andere kant opgaan. Toetsen worden afgeschaft, de Cito-toets is minder bepalend. Het bindend studieadvies wordt minder streng. We leggen de lat weer lager.’

Rechtszaak

Onderwijssocioloog Jaap Dronkers was één van de deskundigen die door Dijsselbloem werden gehoord. Dronkers memoreerde hoe hij in 1997 samen met dagblad Trouw was begonnen met het publiceren van de prestaties van scholen voor voortgezet onderwijs. Trouw had een rechtszaak moeten voeren om die gegevens van het ministerie los te krijgen.

Dronkers voerde zijn leven lang strijd tegen de zelfontplooiingslobby die al vanaf de jaren zeventig het onderwijsbeleid domineert. Deze ideologie schuift kennis en discipline terzijde ten gunste van ‘aansluiting bij de leefwereld van het kind’. Het aan Montessori ontleende adagium van ‘ontdekkend leren’ is misschien leuk voor slimme kinderen van hoogopgeleide ouders, maar gaat wel ten koste van de onderwijskansen van kwetsbare leerlingen. Zij hebben juist leiding en structuur nodig. Vandaar dat Dronkers erop wees dat islamitische basisscholen opvallend goed scoren bij Cito-tests. Op die scholen ligt immers de nadruk op discipline, kennis en het gezag van de leraar.

Tot overmaat van ramp ging het progressief-elitaire discours van het ‘leren leren’ gepaard met degradatie van de leraar tot een uitvoerende onderwijsambtenaar en met het wegbezuinigen van mogelijkheden tot stapelen en doorstromen.

Het Pisa-rapport maakt nog een opmerkelijke kanttekening: ‘In Nederland worden vaker dan gemiddeld zwak en sterk presterende leerlingen samengebracht in dezelfde scholen.’ Deze observatie is een waarschuwing die aansluit bij de kritiek van Beter Onderwijs Nederland op het negeren van praktijkervaringen in de klas.

Werkdruk

Beter Onderwijs Nederland is een club van leraren die de lat juist hoger wil leggen. BON stelt terecht dat zowel slimme als kwetsbare leerlingen tekortgedaan worden als je ze in één groep bij elkaar veegt. Ernstige probleemleerlingen moeten volgens BON worden verwezen naar op hun problematiek toegesneden vormen van speciaal onderwijs.

‘Er moet niet minder, maar juist meer onderscheid worden gemaakt tussen typen onderwijs, om kinderen in hun verscheidenheid tot hun recht te laten komen’, aldus Beter Onderwijs Nederland.

Symptoom van de onderwijscrisis is dat mondige ouders geen genoegen meer nemen met zwakke prestaties van de school om de hoek. Zij brengen hun kinderen naar betere scholen in andere wijken, sturen ze naar huiswerkcentra en investeren steeds meer in particulier onderwijs. Het is een volkomen begrijpelijke reactie op de schoolcrisis. Maar het kan uiteindelijk wel leiden tot een tweedeling: particuliere topscholen voor de welgestelden en tweedehandsonderwijs voor de minder bedeelden.

Dijsselbloem, Dronkers en Beter Onderwijs Nederland keren zich tegen een onderwijspolitiek die al tientallen jaren de verkeerde kant op gaat: weg van kennis, weg van discipline, weg van controle. Naast een parlementair onderzoek zal het een harde schoolstrijd vergen om het tij te keren.

Hans Wansink is redacteur van de Volkskrant.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden