Opinie
Basisinkomen is veel te duur en niet solidair
Een basisinkomen laat talenten onbenut en staat haaks op een activerende sociale zekerheid.
Recent is er weer volop aandacht voor het idee van een basisinkomen. GroenLinks bracht een manifest uit met een pleidooi voor een (lokaal) basisinkomen en Nijmegen, Wageningen en Tilburg willen hiermee gaan experimenteren.
Voor de media is Rutger Bregman via De Correspondent en twee Tegenlicht-uitzendingen hét gezicht van dit nieuwe pleidooi. Bregman pleit voor een basisinkomen van circa 1.000 euro per maand voor iedere Nederlander, de zogenoemde armoedegrens. Dit kost bijna 195 miljard euro per jaar - ruim 30 procent van het bbp. Onzinnig is zijn argument 'dat dit veel geld kost, maar dat de overheid nu al 50 procent bbp voor haar rekening neemt'. Bregman vergeet te vermelden dat dit inclusief uitgaven voor zorg, onderwijs en veiligheid is. Als we hierbij alle uitkeringen, toeslagen en de meeste heffingskortingen optellen, ontstaat al snel een tekort van 70 miljard euro. Als we rekening houden met arbeidsmarkteffecten is dit tekort nog veel groter. Zijn claim dat bijstandgerechtigden gelukkiger worden van een basisinkomen klinkt als een fata morgana als we beseffen dat de andere Nederlanders worden geconfronteerd met een belastingverhoging van tenminste 25 procent.
Gat van 30 miljard
Er circuleren ook voorstellen waarbij iedere volwassene een basisinkomen krijgt gelijk aan de helft van de AOW voor een echtpaar (circa 750 euro). Maar ook dan blijft er een gat over van 30 miljard euro. Bovendien zal een dergelijk basisinkomen niet volstaan. Immers, anderhalf miljoen (alleenstaande) AOW'ers zullen dan worden geconfronteerd met een verlaging van ruim 300 euro per maand. Uiteraard is het niet acceptabel dat een grote groep ouderen door de bodem van het bestaan zakt. Een aanvullende uitkering zal noodzakelijk zijn. Ook andere groepen zullen gecompenseerd moeten worden, bijvoorbeeld door het schrappen van toeslagen. Dit alles zal leiden tot nieuwe regelingen en bureaucratie.
In het GroenLinks-manifest krijgt de betaalbaarheidsdiscussie een plek onder de noemer dat er nog 'een aloude en allerminst opgeloste discussie van de dekking van een basisinkomen is'. Daarom wil men het basisinkomen vooralsnog beperken tot de bijstand en wordt voorgesteld alle (sollicitatie)verplichtingen en regels voor bijverdiensten te schrappen. Omdat controle niet meer nodig is, kan fors bespaard worden op ambtenaren. Om te voorkomen dat het aantal bijstandsgerechtigden 'aanzienlijk' groeit, beperkt men wel het bijverdienen tot het minimumloon.
Weinig realisme
Dit voorstel getuigt van weinig realisme. Er zal immers een enorme prikkel ontstaan om zwart meer te verdienen dan het minimumloon, terwijl er niemand is om dit te controleren. Uiteindelijk zal ook dit voorstel leiden tot nieuwe controles en bureaucratie.
Naast betaalbaarheid en uitvoering zijn er ook principiële bezwaren tegen een basisinkomen. Talenten blijven onbenut en het staat haaks op het uitgangspunt van een activerende sociale zekerheid. In het verleden zijn verschillende delen van de verzorgingsstaat activerend gemaakt. Gemeenten namen hun verantwoordelijkheid voor een gebudgetteerde bijstandswet, waardoor de instroom zichtbaar afnam. Er kwam een arbeidsongeschiktheidsregeling die het principe 'van wat mensen niet kunnen' omdraaide naar 'wat mensen wel kunnen'. In de nieuwe WIA worden mensen die participeren dan ook extra beloond. Inmiddels is dit principe ook bij de jonggehandicapten in de nieuwe participatiewet het uitgangspunt geworden en worden op lokaal niveau afspraken gemaakt met werkgevers.
Het voorstel tot een basisinkomen gaat bovendien voorbij aan het principe van wederkerigheid in solidariteit. Echte solidariteit is niet zomaar een uitkering, maar is: iedereen doet mee, opdat wie echt niet kan verzorgd wordt.
Verstatelijking
Eveneens onvermijdelijk is een verdere verstatelijking. Zo worden de werknemersverzekeringen WW en WIA afgeschaft en ondergebracht in het basisinkomen. Zou dit niet gebeuren, dan blijft immers een lappendeken aan regelingen bestaan.
Maar dan moet ook afscheid worden genomen van loongerelateerde uitkeringen en het principe dat iemand die tijdelijk buiten zijn schuld werkloos is een hogere uitkering verdient dan het sociale minimum. Dit maakt de rol van de overheid onnodig groot en gaat ook voorbij aan het principe van goed werkgeverschap.
Zo zit in de huidige WIA nadrukkelijk het principe dat goede werkgevers worden beloond. Wie zorgt dat zijn mensen niet arbeidsongeschikt worden, wie met andere woorden een goede werkgever is, wordt daarvoor beloond. Met een (lokaal) basisinkomen worden de verschillende verantwoordelijkheden van overheid, markt en samenleving verstoord, iets wat het ook zeer onwenselijk maakt.