OpinieVermogen
Alleen in de VS is de vermogensongelijkheid groter dan in Nederland. Tijd voor actie
Piketty en Klaver wisten ooit het onderwerp goed aan te zwengelen, maar nu is het al even stil rond de vermogensongelijkheid. Terwijl de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, onlangs een ongemakkelijk feit presenteerde: na de VS heeft Nederland de grootste vermogensongelijkheid van alle westerse landen. En dat terwijl we qua inkomensongelijkheid een middenmoter zijn.
Dat zit zo: in de bij de OESO aangesloten landen – een verzameling van welvarende westerse economieën –verdienen de 10 procent rijkste huishoudens 24 procent van het inkomen maar bezitten 52 procent van het vermogen. In Nederland verdient die 10 procent nagenoeg evenveel inkomen, 25 procent, maar bezit 68 procent van het vermogen. Alleen in de VS is dat hoger, namelijk 79 procent. Verklaringen liggen in pensioenvermogens en in ruime mogelijkheden om een eigen woning te financieren.
Uiteraard is dat prettig voor die 10 procent en moet afgunst niet de grondslag zijn voor economisch beleid. Wel zijn er concrete problemen die met een betere verdeling bestreden kunnen worden. Zo hebben 1.087.000 Nederlanders een inkomen onder de armoedegrens en groeien 292.000 kinderen op in armoede. Nederland is een van de OESO-koplopers qua negatief vermogen: huishoudens met consumptieve schulden of met een hypotheek die onder water staat. Met enkele bescheiden ingrepen in onze economie kunnen we daar wat aan doen. Ik noem er drie:
1. Belast erfenissen zwaarder. Economen Flip de Kam en Paul de Beer pleiten ervoor in hun net verschenen boek Voor wie is de erfenis? Erfenissen houden de ongelijkheid in stand, terwijl met de opbrengsten van een hogere erfbelasting de belasting op arbeid omlaag zou kunnen: een inefficiënte belasting die het besteedbaar inkomen van iedereen verkleint.
2. Hogere lonen. Er worden de laatste tijd uiterst magere cao’s afgesloten in bijvoorbeeld de detailhandel, horeca en uitzendbranche. Redenen zijn een lage organisatiegraad bij de vakbonden maar ook onderlinge verdeeldheid: CNV gaat akkoord met cao’s waar de FNV nee tegen zegt. Sommige werkgevers omzeilen de bonden geheel, met een keur aan trucs: zelf een ‘vakbond’ oprichten of een regeling afspreken met de ondernemingsraad. De rijksoverheid heeft de mogelijkheid om cao’s niet bindend te verklaren en zou dat in zulke gevallen moeten doen.
3. Maak de vermogensrendementsheffing progressiever. De onderzoeken die dit kabinet gebruikte voor de recente herziening bieden kansen, zoals die van het CPB uit 2015. Zij becijferden dat een progressieve heffing – van 50 procent in plaats van 30 procent op vermogens vanaf 5 ton – voor een stabiele inkomstenstroom zorgt. Iets voor het volgende kabinet wellicht.
Het is ongemakkelijk om in een ranglijst van vermogensongelijkheid alleen de VS voor je te laten. Het wordt nog wat ongemakkelijker als je bedenkt dat het in de VS veel moeilijker is hier wat aan te doen. Het tweepartijenstelsel en de macht van politieke donoren houden sociale verandering tegen, terwijl Nederland zulke barrières niet kent. Tijd voor actie dus.
Piet Rietman is politiek econoom