boeken
Weg met alle labels? Liever niet, schrijft Valentijn Hoogenkamp: ‘Anderen vinden zoals jij, daar helpen labels enorm bij’
‘Ik ben alles’, is het thema van de 88ste Boekenweek, die zaterdag begint. En dat is nu eens een prikkelend thema, want als ‘ik’ ‘alles’ ben – en daar zit best wat in – zijn labels en hokjes toch overbodig? Nee, vindt Valentijn Hoogenkamp (schrijver, 36, non-binair, hij/hem); labels kunnen ook helpen. En wel hierom.
Je moet gewoon jezelf zijn. Maar wel een zelf dat anderen bevalt. Als ik alleen ben, smeer ik jam in mijn haar. Dat is niet het goede zelf.
In een groene satijnen ballonrok stond ik op een blok te dansen in fabriekshal de Hemkade, op een feest dat ExPornStar heette of een andere naam had die tot de verbeelding van je ouders sprak. Op de dansvloer dansten mannen in broeken zonder zitvlak, hun blote billen staken als twee vrolijke kaasjes uit de gaten. Ik had een rode onderbroek met lange pijpjes aan voor het geval dat ze onder mijn rok keken en wuifde wat met mijn armen.
Er was in Zaandam in de jaren 2000 weinig glamour. Het ExPornStar-feest had een missverkiezing georganiseerd waarbij ze meisjes vroegen om schaars gekleed te komen, dan mochten we gratis naar binnen. Mijn vriendinnen leken opgewonden over het vooruitzicht dat straks voor eens en voor altijd bepaald zou worden wie van ons de knapste was. Soms wordt je verlangen om speciaal te zijn tegen je gebruikt. Bij aankomst werden we naar een kleedkamer gebracht waar een opengeklapte koffer vol glittercatsuits en verenboa’s op een bank lag. Toen we de kleedkamer binnenliepen, zei een kale man met een fotocamera: ‘Ah, de winnaars.’ Hij moedigde ons aan om iets uit de koffer te kiezen en onze korte rokjes te verwisselen voor nog kortere rokjes. Er was een meisje met lang glad haar en een mager lichaam helemaal uit Zeeland gekomen. Ze vertelde dat ze model wilde worden en dat ze al wat onbetaalde fotoshoots had gedaan voor mannen die ze via internet had ontmoet.
Blikken vangen
De laatste trein terug haalde ze niet meer en mijn vriendinnen en ik besloten haar te adopteren voor de nacht, ook al was ze concurrentie in deze vreemde verkiezing. Dit was de wedstrijd: we moesten allemaal een poosje midden op blokken op de dansvloer dansen zodat het publiek op ons kon stemmen. Al die ogen. Ik zag er minderjarig uit en dat was voor sommige feestgangers al genoeg om grijnzend een duim op te steken. We werden gelokt met onze eigen ijdelheid of hang naar avontuur, ons immense verlangen om gezien te worden, zodat het feest geen professionele gogodansers hoefde in te huren. Levend halfnaakt behang. En toch was het fijn om op dat blok boven iedereen uit te torenen met mijn blote mollige benen en rode vlamhaar, al die blikken op te vangen als een pingpongbatje en ze terug te kaatsen met mijn lichaam.
We wilden uitgekozen worden, maar waren toch geen pick-me girls. Pick-me’s is het nieuwe label voor meisjes die eigenlijk vrouwenhaters zijn. Ze lachen mee om seksistische grappen, vinden make-up maar voor bimbo’s en kiezen in elke sociale situatie de kant van de mannen. Zo blijven ze zelf uit de wind. Hun naam is gebaseerd op hun gedrag: pick me’s willen gekozen worden, bij de jongens horen.
Over de auteur
Valentijn Hoogenkamp is (toneel)schrijver. In 2021 verscheen zijn debuutroman Het aanbidden van Louis Claus en in 2022 zijn essay Antiboy, waarin Hoogenkamp beschrijft hoe hij tot het besef kwam niet langer als vrouw te willen leven. Dit is zijn eerste stuk voor de Volkskrant.
In 2012 heetten ze nog cool girls, toen de Amerikaanse schrijver Gillian Flynn deze term introduceerde in haar bestseller Gone Girl. Cool girls hielden van poker, boeren laten en trio’s met hun vriendje en knapste biseksuele vriendin en het was onduidelijk of ze wel echt bestonden. In de middelbareschoolromcoms uit de jaren 2000 werden ze not like other girls genoemd: niet in staat om op hoge hakken te lopen en almaar klagend over hoe plakkerig lipgloss wel niet is. Meisjes die neerkijken op wat de cultuur doorgaans met vrouwelijkheid associeert: zachtheid, onderdanigheid, naaktheid, rokjes en lippenstift. Maar dit dus vooral zouden doen om in de smaak te vallen. Een van de oudste labels die ik hiervoor kon vinden was de daddy’s girl in Valerie Solanas’ SCUM Manifesto uit 1967. Solanas, berucht geworden nadat ze in 1968 Andy Warhol had neergeschoten, sneerde dat daddy’s girls ‘afhankelijk, onzeker, altijd op zoek naar goedkeuring’ zichzelf ervan hadden overtuigd dat ze een opwindend leven leidden, maar eigenlijk opgescheept zaten met oersaai patriarchaal gebabbel en zich doodverveelden.
Scheldwoord of geuzennaam?
Paradoxaal genoeg worden pick-me’s en daddy’s girls ervan beschuldigd dat ze een hekel hebben aan vrouwen maar voornamelijk door andere vrouwen zo genoemd. Het is natuurlijk geen label maar een scheldwoord. Kan het ook een geuzennaam zijn? Laten we een experiment doen, stelt de Amerikaanse schrijfster en critica Andrea Long Chu voor in haar essay Females. ‘Iedereen is vrouwelijk, en iedereen haat dat.’ Long Chu maakt wel onderscheid tussen mannen en vrouwen, maar zegt dat we allemaal mensen zijn en dat alle mensen eigenlijk ‘vrouwelijk’ zijn en van elkaar verschillen in de mate waarin we dit kunnen accepteren. ‘Vrouwelijkheid’ omschrijft Long Chu als het opofferen van het zelf om plaats te maken voor de verlangens van anderen. ‘Vrouwelijkheid is een ander voor je laten bepalen waar je naar hunkert en daar uiteindelijk de rekening voor betalen.’ Ze snapt zelf ook wel dat dat een controversiële uitleg van vrouwelijkheid is, een definitie die woede op kan roepen. Dit maakt Long Chu niet uit, want haar publiek mag best eens worstelen met een moeilijk of vreemd idee.
Vrouwelijkheid dus niet als sekse of gender, maar als de universele menselijke conditie. Als iedereen vrouwelijk is, schrijft Long Chu, ‘zijn de slechtste boeken allemaal geschreven door vrouwen. Alle grote kunstovervallen van de afgelopen driehonderd jaar zijn gepleegd door vrouwen. Er zijn geen goede vrouwelijke dichters, simpelweg omdat er geen goede dichters zijn. Een lijst met dingen die door vrouwen zijn uitgevonden: vliegtuigen, telefoons, het pokkenvaccin, ghosting, terrorisme, inkt, afgunst, rum, bal, Spanje, auto’s, goden, koffie, taal, stand-upcomedy, elke soort knoop, de H-bom, het feminisme en het patriarchaat. (…) Alle astronauten waren vrouwelijk, wat betekent dat de maan alleen door vrouwen is bewandeld.’
Categoriseren en indelen en dan die labels weer binnenstebuiten keren, zo kan een identiteit zich vormen. Die avond dat ik stond te zwieren op het ExPornStar-feest wilde ik vooral flonkeren, hoog dansen boven de feestgangers die in stukjes werden gehakt door de stroboscoop. Ontdekken of het publiek me mooi vond was een bonus, iets wat me kon helpen bepalen wat ik van mezelf vond. Labels bedenk je niet in je eentje, ook de buitenwereld plakt je stickers op en verwacht dat je je ernaar gedraagt. Hierover zegt Long Chu: ‘Gender bestaat, als het moet bestaan, door de structurele vrijgevigheid van vreemden.’ Ontdekken wie je bent is op zichzelf niets waard als niemand die ontdekking erkent.
Op zoek naar een identiteit
Schrijver, performer en gendertheoreticus Kate Bornstein, die zichzelf een gendervogelvrijverklaarde noemt, zegt dat we allemaal op zoek zijn naar een identiteit die het leven de moeite waard maakt. In het interessante boek Hello Cruel World – 101 Alternatives to Suicides for Teens, Freaks, and Other Outlaws houdt Bornstein een pleidooi voor het uitzoeken waar je naar verlangt en welke benaming daarbij hoort. Niet als frivoliteit, als jasje dat je aan- of uittrekt, al heeft Bornstein niets tegen plezier. Maar als pure levenskracht, omdat iemand proberen te zijn die je niet bent of kunt zijn je genadeloos uitholt.
Lang vond ik het prima dat ik me ellendig voelde. Het feit dat ik worstelde met vrouwelijkheid en vervreemd was van mijn eigen lichaam weet ik aan mijn gebrek aan fantasie. Daar ging ik weer tegenin door extreem met de vrouwenrol te spelen in kleding en gebaartjes. Je leek toch altijd te moeten kiezen tussen het een of het ander, een in steen gebeitelde tegenstelling. Man of vrouw, jong of oud, ziek of gezond, goed of slecht. ‘De meest dringende vraag van onze tijd’, schrijft Kate Bornstein, is: ‘ben je een van ons of ben je tegen ons?’’
Een paar jaar geleden hoorde ik voor het eerst de term non-binair, het begrip voor het afwijzen van het genderlabel man of vrouw, er iets tussenin zijn of heel iets anders zijn. Een identiteitslabel dat geen label wil zijn, ik zie de ironie. Soms krijg ik de vraag of ik, door me zo te noemen, me niet juist weer in een nieuw glanzend doosje heb gestopt. Om niet met elke vreemde mijn verlangens en doodsangsten te hoeven bespreken, stel ik dan de tegenvraag wanneer de vrager zich man, vrouw of iets anders voelt. Mijn kapster hoefde daar nog geen ademhaling over na te denken: ‘Wanneer ik word lastiggevallen in de trein.’ De antwoorden die ik verzamelde liepen uiteen van handelingen (‘wanneer ik mijn haar borstel’), tot relaties (‘door de vriendschappen met andere vrouwen’, ‘tijdens seks’) en verdrietig genoeg tot veel verhalen over je niet veilig voelen of niet mogen huilen. En tot deze omkering: ‘Als ik het niet was, zou ik het toch wel weten?’ Een lieve vriend zei dat hij niet zoveel had met het label ‘man’, wel met vriend, en broer, en zoon. En er waren kritische vragen over de vraag: ‘Als gender bedacht is, hoe kun je dan zeggen dat je geen vrouw bent?’
Hokjesdenken
Hier komt een botsing aan het licht die ook diepe sporen trekt door verschillende generaties feminisme. Er zijn feministische stromingen waarin gender als construct wordt gezien en waarin elk verschil tussen man en vrouw wordt verworpen. Deze feministen betogen dat transgender personen en non-binaire personen deze verschillen weer terug de wereld in brengen. Dat ze het hokjesdenken versterken. Diepgevoelde genderincongruentie en de wens om het lichaam medisch aan te passen zou je volgens deze feministen dus moeten bestrijden door je te bevrijden van gangbare maatschappelijke ideeën over mannen en vrouwen.
Maar verlangen en leed laten zich niet temmen door het lezen van theorie. Regelmatig raak ik verzeild in gesprekken waarin schrijfsters en filosofen Judith Butler en Simone de Beauvoir worden aangehaald. ‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.’ Wat je kunt lezen als: iedereen kan alles zijn, gender is een construct, dus waarom dan nog die behoefte aan transitie? Vanwege een diepgevoelde herkenning van iets dat er altijd al was. Iets waarvan je wilt dat anderen het kunnen zien en bevestigen. Een mogen zijn, nee, een moeten zijn. Helaas, als je over de complexiteit van je genderervaring wilt praten lijken er twee opties te zijn: eerst filosofie gaan studeren. Of steeds maar weer vertellen over zelfhaat en afschuw, beschrijven hoe je jezelf niet herkent in de spiegel. Keer op keer herhalen hoe heftig maar noodzakelijk de operaties voor je waren, zodat men de veranderingen in je leven accepteert. En tegelijkertijd veel geluk en vrijheid uitstralen omdat je nu eindelijk jezelf kunt zijn.
Nieuwe voornaamwoorden
Om deze ingewikkelde oceaan niet dagelijks over te hoeven peddelen vraag ik mensen om mijn nieuwe voornaamwoorden te gebruiken. Snel, simpel en elegant, zoals ‘gecondoleerd’ zeggen bij een sterfgeval waardoor alle chaos in de wereld wordt teruggebracht tot één woord. Het is een afspraak waarmee de ander kan bevestigen dat hij mijn genderidentiteit erkent. Maar soms hebben gesprekspartners het gevoel dat hun hiermee iets wordt opgelegd. Dat zij labels moeten gebruiken die zij niet wenselijk achten en ik hen censureer als ik hun vraag om me geen vrouw te noemen. We willen allebei vrijheid, ik om met mijn gender in de wereld te mogen zijn, zij om vrijuit te mogen spreken. Ik censureer hen en zij censureren mij en het is censuur op censuur, als een schildpad die op de rug van een andere schildpad staat en daar weer een andere schildpad onder, schildpad op schildpad op schildpad, een universum vol.
De vraag die me het meest wordt gesteld, is of ik het altijd al wist. Ja, maar ik had er geen taal voor. Ik dacht dat ik Vincent van Gogh had, mijn kinderwoord voor krankzinnig zijn. Toen leerde ik het begrip non-binariteit en dat hielp me, om mezelf te zien en uit te drukken, om mensen te vinden die ook zoeken naar een identiteit waardoor ze voluit kunnen leven. Iemand zijn, wat dat ook moge betekenen, in plaats van altijd alleen maar voelen wat je niet bent. Kate Bornstein schrijft: ‘In onze kinderjaren vermoordden we de buitenbeentjes niet. We ontwikkelden iets wat net zo effectief was: we wisten hoe we ervoor konden zorgen dat de buitenbeentjes zichzelf wilden uitwissen.’
Maar je wijkt niet af te midden van mensen die iets in je herkennen. Anderen vinden zoals jij, daar helpen labels enorm bij. Op datingapps waar je moet invullen waar je op valt, als trotse geuzennaam met een gouden kettinkje dat ‘dyke’ spelt om je nek. En tegelijkertijd wil natuurlijk niemand zich laten reduceren tot alleen maar één ding. Een meisje vroeg tijdens een date of ik een ‘hema-gay’ was. We kwamen er niet helemaal uit wat dat betekende, het had iets te maken met monogaam zijn en een broodtrommel hebben. Ook een label dat trouwens al langer bestaat; in het Homo-erotisch woordenboek van Arendo Joustra uit 1988 wordt de ‘hemapot’ nog beschreven als ‘een lesbienne uit het arbeidersmilieu’.
Labels die je groter maken
Hoe verandert iets uiteindelijk van een scheldwoord in een eretitel? Zullen de pick-me girls op een dag de nieuwe himbo’s zijn? De mannelijke variant van de bimbo is gespierd en vriendelijk, niet al te slim maar wel respectvol tegenover vrouwen en ouders. Himbo is inmiddels een koosnaampje dat jongens op TikTok trots voor zichzelf en elkaar gebruiken. Dat is sowieso een landschap waar zowel hashtags worden gebruikt als waar grenzen vervagen, jongens hand in hand lopen met hun beste vrienden en gezamenlijk aan lolly’s likken maar zich niet gay noemen, waar ruzies uit realityseries worden geplaybackt in eindeloze kopieën, achter elke levensstijl de toevoeging -core wordt geplakt omdat het leven esthetiek is. Hier zijn labels handige zoektermen die je weer loslaat zodra je hebt gevonden wat je zocht. Natuurlijk gaat identiteit dieper dan dat, die wordt geboren uit noodzaak en verlangen. Gevormd door taal en verhalen die je helpen om jezelf te ervaren. Ik pleit voor labels die je groter maken, een kader dat vrijheid schept.
De titel van Miss ExPornStar won ik niet. De prijs werd die avond gedeeld door mijn kleinste vriendin en het meisje uit Zeeland. Moe en opgewonden vertrokken we uit die zaal vol stampende muziek om nog ergens een broodje kroket te gaan eten. De Zeelandse moest wel met ons mee, de eerste trein ging pas over een paar uur. In het helle licht van het snackbarretje zag ze er helemaal niet blij uit, alleen maar koud in haar laag uitgesneden catsuit. We waren erg mooi en erg lelijk en ik was een himbo in de dop. Ik was niet eens teleurgesteld over mijn verlies want al dansend op dat blok had ik me wel voor kunnen stellen dat ik won. Want je bestaat al, ook als je nog experimenteert, ook als niemand je nog ziet.