boekrecensie
Nobelprijswinnaar Olga Tokarczuk laat zien wat empathie behelst in schitterende essays ★★★★★
In de fraaie essaybundel De tedere verteller toont Olga Tokarczuk haar betrokkenheid bij de wereld. Jaloersmakend is haar geloof in de kracht van literatuur.
Olga Tokarczuk (1962) is een zelfverzekerd schrijver. Iemand die onbevreesd en vrijelijk associeert, haar onderwerp in het ene boek diepgaand, haast systematisch verkent en in het andere juist springerig en spitsvondig benadert. Ze schrijft over grote onderwerpen waarbij ze tot in de kleinste bijzin zorgvuldigheid en helder denken demonstreert, terwijl ze ondertussen doorlopend teruggrijpt naar mythen, sprookjesachtige verhalen, het meerduidige en meerstemmige.
In haar zojuist verschenen essaybundel De tedere verteller, uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen en Dirk Zijlstra, is een van de beelden voor de positie van de moderne mens die van opzichter in een panopticum, alziend maar ook verstrikt in ‘het narcisme van onze soort’. Daarnaast is de reiziger, een personage dat eerder haar bedwelmende ‘constellatieroman’ De rustelozen (2007) bevolkte, in De tedere verteller opnieuw van de partij: de bundel begint met de beschrijving van een 19de-eeuwse gravure waarop een reiziger zijn hoofd buiten de aardse sfeer steekt om daarbuiten een kijkje te nemen.
Scherven verzamelen
‘Ognosie’ heet het essay, een woord dat als je het opzoekt meteen terugverwijst naar het stuk zelf – een fraai staaltje Tokarczuk-achtige betekenisgeving. Afhankelijkheid en onafhankelijkheid, verwijzingen en verbanden, het ik in samenhang met de wereld, zijn haar favoriete onderwerpen. ‘Mij fascineren het associëren van feiten en het zoeken naar een orde. In feite – dat geloof ik – is de geest van een schrijver een synthetiserende geest die hardnekkig alle scherven verzamelt en er opnieuw een universum van heelheid van probeert te lijmen’, schrijft ze in haar eveneens in de bundel opgenomen Nobelprijslezing.
‘Ognosie’ is een doorwrocht essay over eindigheid en oneindigheid, over hoeveel groter de wereld is geworden terwijl ze tegelijk steeds kleiner lijkt – alles binnen handbereik op onze telefoon; de wereld het panopticum dat we tot aan de eindgrenzen kunnen overzien. Juist daardoor begrijpen we haar complexiteit niet meer, schrijft Tokarczuk, moeten we uit zelfbehoud mensen worden die ‘nee’ zeggen in plaats van ‘ja’ en dreigt ons vermogen dingen in samenhang waar te nemen in de verdrukking te raken.
De talen van anderen
Maar dan is daar: de literatuur. Die meer dan wat ook ‘de mogelijkheid in zich heeft om de wereld te tonen met haar volledige perspectief van alle wederzijdse invloeden en verbindingen’. Tokarczuk gelooft met een bijna jaloersmakende kracht in de betekenis van literatuur, ‘het bijzondere moment waarop de meest persoonlijke en unieke taal de talen van anderen ontmoet’. Het is de verbeelding die het leven betekenis geeft. Die metaforen opdiept uit de barsten van het alledaagse leven, die wat vreemd is ‘temt’, synchroniciteiten aanwijst en ons gevoelig maakt voor anderen. Daarbij laat ze ons ook nog met gemak verre landen bezoeken, niet gek in een tijd waarin fysiek reizen een ethisch probleem geworden is.
Dat laatste is slechts een van de vele constateringen waarin Tokarczuk haar betrokkenheid bij de literatuur verbindt met die bij de wereld. Wees zorgvuldig met de aarde, met de dieren: die boodschap kiert tussen alle regels door. De rol van de schrijver daarin is bij haar oprecht betekenisvol. Niet omdat een schrijver de grote problemen van onze tijd kan oplossen, maar omdat hij er een stem aan kan geven. Hij is zelfs te beschouwen als een medium: iemand die de verhalen opvangt en doorgeeft; bij uitstek iemand die níét op zichzelf staat maar de ‘flakkerende veelheid’ in zichzelf aanboort.
De literatuur is zo het vlammend, geëngageerd middelpunt van De tedere verteller. Er is een fraai essay over de verjongende kracht van vertalingen (Montaigne lezen is een stuk aantrekkelijker in 20ste-eeuws Pools dan in 16de-eeuws Frans!), een verhaal over literaire helden, een verhandeling over het schrijven zelf en een reeks lezingen uit een collegereeks voor de universiteit van Łódź.
Diepgevoelde empathie
De voorlaatste daarvan is een schitterend stuk over literaire personages. Via de vruchtbaarheid van mythisch denken en de meervoudige persoonlijkheid van ieder mens loodst Tokarczuk de lezer naar een verhaal over haar personage Janina Duszejko, de woedende, activistische vrouw uit Jaag je ploeg over de botten van de doden die ze heeft ‘toegestaan’ op zichzelf te lijken. Ze laat zien hoe dat ‘zichzelf’ uitgroeit tot autonome persoonlijkheid en vanaf het papier naar haar terugkeert.
Bij Tokarczuk is zo’n betoog geen technische exercitie, laat staan ijdel schrijversgemier, het is een demonstratie van een diepgevoeld menselijk en zelfs activistisch grondbeginsel: het belang van empathie (‘gevoeligheid’ of ‘tederheid’: het Poolse czułość houdt beide in, lichten de vertalers toe). Pas als de schrijver werkelijk iets gaat voelen voor zijn personage, kan dat zich losmaken. Die ‘zachte ‘klik’, het veelzeggende moment waarop er echte empathie ten opzichte van een irreële figuur ontstaat, bevat het hele scheppingsmysterie’. Het lijken grote woorden, maar in de bijna ongenadige stijl van Tokarczuck verdient zo’n zin zijn kracht.
Zeker als je bedenkt dat Janina Duszejko inmiddels een naam is die gebruikt wordt op spandoeken van demonstranten die in haar hun strijdbaarheid herkennen. Een personage dat de overstap maakt naar de echte wereld en daar bezorgd is voor wat we die aandoen: veel betrokkener literatuur kun je niet vinden.
Olga Tokarczuk: De tedere verteller. Uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen en Dirk Zijlstra. De Geus; 277 pagina’s; € 23,99.