boeken
Het laatste boek van de geweldige Janet Malcolm is haar grootste waagstuk ooit, schrijft Connie Palmen
De verschijning van een postuum werk bezorgt lezers die treuren om de dood van een schrijver doorgaans een nerveuze vreugde, schrijft Connie Palmen: als het maar niet tegenvalt! Maar het autobiografische Still Pictures van de Amerikaanse schrijver en journalist Janet Malcolm (1934-2021) is prachtig.
Zodra ik zeker weet dat een boek bij me hoort – en dat weet ik soms na het lezen van de openingszin, meestal na het lezen van enkele passages – zodra een schrijver me heeft veroverd, zo voelt dat, schrijf ik op de binnenkant van de achterflap de datum waarop ik met lezen begon. Het is de bekrachtiging van een verhouding die, zoals alle verhoudingen, begint met een vorm van toe-eigening.
Achter in The Silent Woman (1993) van Janet Malcolm staat als eerste datum januari 2002, daarop volgen de jaren waarin ik het spannende onderzoek naar de biografische wederwaardigheden rondom Sylvia Plath en Ted Hughes herlas. Ik merk nu bij het doorbladeren van haar boeken dat ik ze met moeite wegleg en ze het liefst opnieuw van voren af aan zou lezen.
Op elke achterflap staat een datum: Janet Malcolm is van mij. Ik zal haar altijd met een lichte zweem van jaloezie aan anderen voorstellen, alsof ik door het openbaar maken van de verhouding de spanning van het geheim verlies en ze vanaf nu gewoner wordt, al is dat onmogelijk, want Malcolm heeft de wonderlijke eigenschap van alle geliefde auteurs dat ze nooit gewoon wordt.
Toen ik twee jaar geleden in The New York Times las dat ze op 16 juni 2021 in een ziekenhuis op Manhattan was overleden, maakte me dat verdrietig. Ze was bijna 87, maar ik had haar nooit als een vrouw op leeftijd gezien. Op papier behield ze in elk boek de dartelheid van een jonge hond, een scherpzinnige, vileine lastpak die geestig en genadeloos elk onderwerp fileerde waarop ze zich met de honger van een roofdier stortte.
In haar bekendste werk, The Journalist and the Murderer (1990), ontleedt ze de huichelachtigheid van een collega in de onderzoeksjournalistiek die tegenover een van de moord op zijn vrouw en twee kinderen aangeklaagde arts jarenlang de schijn ophoudt te geloven in diens onschuld en te werken aan een boek over zijn rechtszaak, waarin hij hem portretteert als held en slachtoffer, terwijl hij al die tijd dat hij hem in de gevangenis interviewt, ervan overtuigd is te maken te hebben met een psychopathische moordenaar. Het boek begint met de beroemdste, meest geciteerde zin van Malcolm: ‘Every journalist who is not too stupid or too full of himself to notice what is going on knows that what he does is morally indefensible.’
Meestal worden de journalistiek, de psychoanalyse, de biografie en de rechtspraak opgesomd als de kenmerkende onderwerpen van Malcolms verhalende non-fictie, maar haar echte onderwerp is het verraad. Zodra je over een ander spreekt, en al helemaal als je over iemand schrijft, liggen het verraad en de kwade trouw op de loer.
Of ze nu als een detective de motieven achterhaalt van de biografen van Sylvia Plath, of de beheerder van het geestelijk erfgoed van Freud als een forensisch psychiater analyseert, als ze de critici van Tsjechov onder de loep neemt, of de liefdesrelatie van Gertrude Stein en Alice Toklas, Malcolms verhalen gaan over verhoudingen, over wie de macht van het verhaal bezit, over de ongelijkwaardige relatie tussen de journalist en zijn onderwerp, over de morele dilemma’s van de schrijver.
Over de auteur
Connie Palmen is filosoof en schrijver (De wetten, I.M., Jij zegt het) en beschouwt voor het boekenkatern van de Volkskrant regelmatig werk van vooral Amerikaanse auteurs. Ze schreef eerder over Vivian Gornick, Joan Didion en Philip Roth.
Het verraad, en in het ergste geval de kwade trouw, schuilt niet zozeer in de tekst zelf, maar in de vaak slinkse wijze waarop beweringen en verslagen aan betrokkenen worden ontfutseld, aan de huichelarij die nodig is om bekentenissen te verkrijgen, om zich als vertrouwenspersoon binnen te wurmen in het persoonlijke leven van een geïnterviewde, parasitair te teren op de ijdelheid en onwetendheid van de ondervraagden, om vervolgens het geschonken vertrouwen schaamteloos te schenden. Wie ooit een interview gaf aan een valsaard en zijn eigen woorden verdraaid terugvond in de krant, weet precies waarover ze het heeft.
Luis in de pels
De journalist Janet Malcolm is als enfant terrible de luis in de pels van de journalistiek. Haar oeuvre balanceert tussen huiver en liefde voor het schrijven, is zelfkritisch doordrongen van de macht van het woord, van de verwoestingen die het in een leven kan aanrichten, hoe de waarheid het verliest van een sterk verhaal als de feiten ontbreken. Ze schrijft over het verraderlijke karakter van de biografie, over de onbetrouwbaarheid en langdradigheid van autobiografieën, over de rechtspraak als een gevecht tussen twee elkaar beconcurrerende verhalen.
Waar het maar kan, haalt ze de pretentie van de als waarheid gepresenteerde versie onderuit door er een andere versie naast te zetten, zet ze de pompeuze brallerigheid van zelfbenoemde autoriteiten te kijk, niet door ze te beschrijven als de Wichtigmachers die ze zijn, maar door in monologen hun opschepperige kletskoek woordelijk weer te geven en ze daarmee in hun eigen mes te laten lopen.
De meedogenloze manier waarop ze als journalist zichzelf toont in de spiegel die ze anderen voorhoudt, maakt haar werk spannend en op een complexe manier tragisch. Haar soms wrede onthullingen van het menselijk tekort hebben me vaak onthutst, omdat ze zo waar waren, en me bewust maakten van mijn manco’s, maar Malcolm wist altijd de pijn van de gekrenkte eigendunk te verzachten door onze zonden en zwakten als humaan en soms als onvermijdelijk te zien.
In haar lange loopbaan leverde haar scherpe pen haar, behalve beschuldigingen van zelfhaat, ook een slepende rechtszaak op waarin ze werd aangeklaagd wegens smaad. Ze heeft te veel genoten van een vak dat ze alleen kritisch kon uitoefenen om aan zelfhaat te gronde te gaan, en van die andere aanklacht is ze ook vrijgesproken.
Van Jana naar Janet
Janet Malcolm heet nog Jana Wienoverá als haar ouders in juli 1939 met haar en haar jongere zusje Praag ontvluchten en de overtocht naar Amerika wagen. Voor het verkrijgen van uitreisvisa zijn enkele nazi’s omgekocht, volgens de familiesage met een renpaard, en dankzij de geslaagde overreding weet het seculier Joodse gezin aan de vernietigingskampen te ontkomen en zich in New York aan te sluiten bij familie.
Het 5-jarige, tot Janet omgedoopte meisje, dat ooit vaste medewerker zal worden van The New Yorker, een van de meest gerenommeerde Engelstalige tijdschriften ter wereld, belandt in Brooklyn op de kleuterschool tussen twintig Amerikaanse kinderen en verstaat geen woord van wat er wordt gezegd. Elke middag als de kleuterleidster afscheid neemt met een lief ‘Goodbye, children’, meent het Tsjechische kind dat Children de naam is van haar favoriet. Vanaf dat moment fantaseert ze over de dag dat de juf in plaats van alleen Children uit te zwaaien, haar bij haar naam noemt en ‘Goodbye Janet’ zegt.
Het is een van de anekdotes waarmee ze een jeugdfoto beschrijft in het onlangs verschenen Still Pictures – On Photography and Memory. De verschijning van een postuum werk bezorgt lezers die treuren om de dood van een schrijver een enigszins nerveuze vreugde. Vaak betreft het de uitgave van een omgekieperde la, een beduimeld schrift met aantekeningen of een halfbakken roman, waarvan het de vraag is of de schrijver met de publicatie ervan blij zou zijn geweest. Als er ook maar enige reden is om daaraan te twijfelen en de hooggewaardeerde autonomie van de maker wordt aangetast, begint een bederf waartegen je je geliefde auteur niet kunt beschermen.
Still Pictures onttrekt zich aan elke verdenking. Het is het laatste boek waaraan Janet Malcolm werkte voordat ze stierf. Zoals haar dochter in het nawoord laat weten, had ze alleen nog een slothoofdstuk over de fotografie als haar hobby willen toevoegen, maar de dood verhinderde dat. Onder de titel ‘Six Glimpses of the Past’ werden in oktober 2018 zes hoofdstukken uit de autobiografie in The New Yorker voorgepubliceerd, en sindsdien werd op de uiteindelijk twintig toegevoegde andere door iedereen die vertrouwd is met Malcolms werk hunkerend gewacht.
Grootste waagstuk ooit
De schrijver die zich met een onverholen scepticisme verbijsterde over de grenzeloze openhartigheid van voor boeken, kranten en tijdschriften geïnterviewden, die een schrijversleven lang uiterst spaarzaam persoonlijke gegevens deelde, die de betrouwbaarheid van memoires in twijfel trok, die de biograaf vergeleek met een professionele inbreker, en de schrijver en lezer van biografieën als een dievenkoppel dat hand in hand een verboden ruimte binnendringt om stiekem door het sleutelgat van de slaapkamer te gluren, nam afscheid van de wereld met haar grootste waagstuk ooit: een autobiografische werk aan de hand van foto’s uit haar privébezit.
De hierboven beschreven scène in de kleuterklas is een tegelijk aandoenlijke en onthullende herinnering. Ze maakt schrijnend duidelijk hoe eenzaam het is om als kind van vluchtelingen in een vreemde taal te belanden, de wereld niet te begrijpen en zich buitengesloten te voelen van een gemeenschap. Maar wat me het meest trof, was dat het meisje meende dat een volwassene zo gemeen kon zijn door één kind in de klas te verkiezen boven alle anderen, het bij naam te noemen en alleen die geselecteerde enkeling uit te zwaaien. Dat het meisje ervan droomt op een dag zelf de uitverkorene te zijn verbaasde me dan weer niet. Zoals voor elke schrijver is het voor Janet Malcolm van meet af aan duidelijk: als zij iets zal worden, dan is het een buitenstaander.
Still Pictures maakt de cirkel van een lang schrijversleven op een troostend consistente manier rond. Janet Malcolm debuteerde in 1980 met Diana & Nikon, een verzameling essays over de esthetiek van de fotografie. Dan al gaat het over het jammerlijke lot dat de waarheid beschoren is zodra zij in de handen van mensen valt. Door de fotografie met andere kunstvormen te vergelijken, verduidelijkt Malcolm in dit debuut dat de fotograaf niet een zichtbare werkelijkheid reproduceert, maar met elke weergave het waargenomene transformeert en er dus fictie van maakt.
De werkelijkheid vervormen
Het is de opmaat naar een lange loopbaan waarin ze onderzoekt hoe het openbaren, het publiceren, de werkelijkheid en de waarheid vervormen. Als dochter van een psychiater, en als kenner en bewonderaar van het werk van Freud, concludeert ze in Psychoanalysis – The Impossible Profession (1981) zonder enige sentimentaliteit dat onze persoonlijke verhoudingen tragisch zijn omdat we elkaar nooit echt kunnen leren kennen, omdat – Freuds overdrachtstheorie indachtig – onze kijk op en omgang met iemand anders onvermijdelijk is gekleurd door vroegere ervaringen, door de blauwdrukken die de omgang met onze ouders en andere afwezigen in ons achterlieten.
Malcolms terechte wantrouwen tegen de waarheid van een leven – ook tegen die van de eigen geschiedenis –, haar morele ambiguïteit tegenover autobiografieën en memoires, maken Still Pictures interessant en soms aangrijpend. Ze worstelt met de wetten van het genre, met de openhartigheid die de autobiograaf ons, in dat stille verdrag met de lezer, heeft beloofd en ze roept juist daardoor een weerbarstige intimiteit op, alsof we als lezer stiekem dicht bij haar in de buurt wisten te komen terwijl zij in zichzelf mompelend door haar fotoalbums bladert, en zich daarbij af en toe afvraagt hoe het in godsnaam zover heeft kunnen komen dat ze zich aan dit onthullende project heeft gewaagd.
Op het omslag staat de schrijver zelf afgebeeld, één oog verborgen achter een camera, het andere oog open en onderzoekend op ons gericht. De foto toont de gespletenheid van de schrijver als eeuwige buitenstaander, die iets tussen zichzelf en de wereld moet plaatsen om die echt te kunnen zien, en die altijd verscheurd zal zijn tussen openbaren en verbergen.
Goodbye Janet.
Janet Malcolm: Still Pictures – On Photography and Memory. Farrar, Straus and Giroux; 176 pagina’s; € 23,99.