Nieuws

Gedragsbioloog en ‘essayist pur sang’ Tijs Goldschmidt winnaar P.C. Hooft-prijs

De P.C.Hooft-prijs 2023 voor beschouwend proza wordt toegekend aan schrijver en gedragsbioloog Tijs Goldschmidt. De jury ziet in hem een essayist pur sang, al wist hij zelf lang niet wat een essay was. ‘Ik houd me graag op in de periferie van gevestigde werelden.’

Onno Blom
Tijs Goldschmidt debuteerde in 1994 met het persoonlijke ‘Darwins hofvijver’, waarmee hij als schrijver wereldwijd lof oogstte. Beeld Jiri Büller
Tijs Goldschmidt debuteerde in 1994 met het persoonlijke ‘Darwins hofvijver’, waarmee hij als schrijver wereldwijd lof oogstte.Beeld Jiri Büller

‘Een enorme eer’, zegt Goldschmidt, die nog altijd verbluft klinkt. ‘Ik kan bijna niet geloven dat het echt waar is.’ Aan de oeuvreprijs, die op 25 mei 2023 wordt uitgereikt, is een bedrag verbonden van 60 duizend euro. Eerdere laureaten in de categorie beschouwend proza zijn onder anderen Hugo Brandt Corstius (1987), Gerrit Komrij (1993) en Maxim Februari (2020).

De jury prijst Goldschmidt als ‘een essayist pur sang’. ‘Ik beschouw dat als een compliment’, zegt hij, ‘maar eerlijk gezegd heb ik lang niet geweten wat een essay precies is. Vroeger dacht ik dat het een lange, zwaarwichtige beschouwing was. In Frankrijk heeft het essayeren met Montaigne te maken, het gaat erom iets te proberen. Dat spreekt me aan. Het is een manier om mezelf iets duidelijk te maken, tastend te zoeken, en mijn verbeelding in gang te zetten.’

Toen Goldschmidt hoorde dat aan hem de P.C. Hooft-prijs wordt toegekend, moest hij meteen aan zijn ouders denken. ‘Het is jammer dat zij dit niet meer mee kunnen maken. Mijn vader koesterde hoge verwachtingen van mij, ik voelde altijd een zekere druk. Kennelijk hunker ik nog altijd naar zijn goedkeuring. Ongelooflijk kinderachtig, over een maand word ik 70.’

Verwoesting van het Victoriameer

Tijs Goldschmidt werd geboren op 30 januari 1953 te Amsterdam. Hij groeide op in Amsterdam-Zuid als oudste van vier kinderen uit het huwelijk van Paul Goldschmidt en Heleen Viehoff. Zijn moeder was een energieke, slimme vrouw die graag kinderen wilde. Zijn Joodse vader overleefde ternauwernood het concentratiekamp Bergen-Belsen. ‘Ik kon me er altijd moeilijk bij neerleggen dat mijn vader te veel van me hield om me het leven te willen aandoen. Al snap ik hem nu hem wel. Maar het blijft een vreemd idee, als het aan hem had gelegen was ik er niet geweest.’

Na zijn gymnasiumtijd aan het Montessori Lyceum ging Goldschmidt biologie studeren. Aanvankelijk in Amsterdam, daarna aan de Leidse Universiteit, waar hij hoopte een gedragsbioloog te worden in de geest van zijn held Niko Tinbergen. Als jonge wetenschapper vertrok hij in de jaren tachtig naar Afrika, om onderzoek te doen naar het ecosysteem van het Victoriameer op de grens van Tanzania, Oeganda en Kenia. ‘Dat lokte mij zeer aan. Dat was nog eens wat anders dan de Maarsseveense Plassen.’

Onder zijn ogen voltrok zich een ramp. De schitterende, uitwaaierende leefwereld die hij met een clubje biologen nauwgezet aan het beschrijven was, begon in razend tempo te verdwijnen. Er waren aan het einde van de koloniale tijd een paar emmers nijlbaarzen uitgezet, exoten die invasief werden, die als stofzuigers door het Victoriameer heen gingen. De nijlbaarzen slokten de cichliden op, de oorspronkelijke bewoners, kleine, kleurige, baarsachtige visjes. Een kleine menselijke ingreep met verwoestende ecologische effecten. Daar kwamen nog eens vervuiling en overbevissing bij. ‘Later drong tot me door dat dit soort dingen over de hele wereld aan de gang zijn.’

‘Ik dacht: er komt vast een schrijver die daar een mooi boek over schrijft. Maar die kwam niet. Dus deed ik het zelf.’ Na zijn proefschrift publiceerde hij in 1994 het poëtische, hoogst persoonlijke Darwins hofvijver, waarmee hij als schrijver wereldwijd lof oogstte. ‘Dit boek stijgt ver uit boven het niveau van voorspelbare ecologische griezelverhalen en is in de eerste plaats een literair werk’, oordeelde The New York Times Book Review.

‘Ik heb me nooit voorgenomen: ik word schrijver. Ik leerde schrijven doordat ik als kind een dagboek bijhield en graag brieven schreef. Kennelijk heb ik daar iets van geleerd.’ In de humoristische bundel Onvoldoende liefdesbrieven meldt Goldschmidt schijnbaar achteloos: ‘Brieven schrijven is vaak een vorm van verbaal vlooien die bevredigend kan zijn voor de betrokkenen.’

Geen pamflettist

Sinds Darwins hofvijver publiceert hij met regelmaat erudiete, licht ironische en associatieve beschouwingen, ‘Goldschmidtvariaties’ worden ze wel genoemd, waarin intrigerende verbanden worden gelegd tussen natuur en cultuur. Tussen mensen en andere dieren. ‘Ik stoor me eraan,’ schreef Goldschmidt in de bundel Vis in bad, ‘dat dat de mens per definitie boven het dier wordt gesteld. De overgang tussen mens en dier ligt gradueel.’

Hij schrijft fijnzinnig over vissen en dichters, insecten en artificiële intelligentie en over overspronggedrag. Over mogelijke schaamte bij een kat, de cultuur van het Asmat-volk en het beeldende werk van Marlène Dumas. Over de kloten van een stenen engel op het graf van Oscar Wilde op Père-Lachaise, die werden afgeslagen en vervolgens gebruikt als presse-papier. Over ‘shakespearianen’, spreeuwen die in Amerika inmiddels met honderden miljoenen rondvliegen doordat een 19de-eeuwse apotheker in New York met een voorliefde voor vogels én Shakespeare er een aantal importeerde. Over de gedroomde kans om tijdens een wandeling oog in oog met een wolf te komen staan. Zijn ‘wolfsverwachting’.

Goldschmidt is geen schrijver met een boodschap. Geen pamflettist, eerder een verwonderde denker en dichter op papier. ‘Maar ik schrijf wel over dingen waarover ik me opwind of kwaad maak. En vraag me af wat we kunnen doen om de teloorgang van de biodiversiteit, het verwoesten van ecosystemen te stoppen. Er is nog veel mogelijk om het verlies van soorten en schade aan ecosystemen te verminderen. Het zal afhangen van de politieke wil het ook echt te doen.’

‘Gek genoeg kan iets schadelijks ook een gunstig effect hebben. Wist je dit? Tijdens de covidpandemie voeren er geen cruiseschepen voor de kust van Alaska. Zonder de herrie van de scheepsmotoren begonnen de bultruggen en orka’s uitbundig te galmen en te knetteren, signalen uit te zenden, met andere woorden: veel intensiever te communiceren. Voor het eerst in hun leven konden ze elkaar goed verstaan. Prachtig, hè?’

Net als de door hem bewonderde dichter-bioloog Dick Hillenius is Tijs Goldschmidt niet in een hokje te plaatsen. Hij is zijn eigen categorie. ‘Hillenius noemde dat ‘eigenissig’. Net als hij houd ik me graag op in de periferie van gevestigde werelden. Ik zoek de vrijheid. De dichter K. Michel noemde Hillenius eens ‘een opperaar’. Ook een mooi woord. Een sprankelende, speelse geest. Dat zou ik ook wel willen zijn.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden