boekrecensiekort

Door de gedichten van Kees Stip kun je blijven bladeren

Aleid Truijens

Een puntdichter, zo noem je de maker van korte, spitsvondige gedichten. Gedichten met ultralichte lading, soms kolderiek en vaak met een flinke scheut spot. Puntdichters werken in de Angelsaksische traditie van het light verse, maar wij hebben er ook een, een echte: Kees Stip (1913-2001). Het bekendst werden de dierenversjes die hij in de jaren vijftig van de vorige eeuw schreef voor de Volkskrant, onder het pseudoniem Trijntje Fop.

Dichter en tekstschrijver Ivo de Wijs had het goede idee om in de dundrukreeks van Van Oorschot een bloemlezing te maken van de mooiste en grappigste Stip-gedichten. In Puntgaaf zijn de dierengedichten in de meerderheid. Zoals ‘Op een bokking’: ‘De drang iets beters te bereiken/ mocht zeker bij een bokking blijken/ die aan de universiteit/ van Groningen werd opgeleid/ en daar, dat zien wij niet zo veel,/zich klaar liet stomen voor makreel’. Sommige gedichten zijn ultrakort: ‘Hoe bent u, glimworm, zo gaan glimmen?/ – Het ging vanzelf, ik had het imme.’ Soms is Stips humor bitter, zoals over de man voor het vuurpeloton: ‘Dank u, geen blinddoek./ Ik onthoud graag gezichten.’ Of: ‘Een bek als die van een dictator/ ging open bij de alligator.’ Over het eigen gemoed gaat het zelden, per ongeluk bijna, zoals in ‘Nederland’: ‘O grote goede god almachtig/ wat maakt uw neerslag mij neerslachtig.’ Een heerlijk boekje, om in te blijven bladeren.

Kees Stip: Puntgaaf. Van Oorschot; 280 pagina’s; € 27,50.

null Beeld Van Oorschot
Beeld Van Oorschot

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden