boekrecensie

Deze beklemmende novelle van de Palestijnse Adania Shibli is terecht gelauwerd ★★★★☆

In het uitstekend vertaalde Een klein detail gaat een ­Palestijnse vrouw op zoek naar een oude plaats delict. Langzaam dringt tot haar door hoe vergeefs die missie is.

Jenne Jan Holtland
Adania Shibli Beeld  Hartwig-Klappert
Adania ShibliBeeld Hartwig-Klappert

Het is de zomer van 1949, een jaar na het uitroepen van de staat Israël. Een bataljon is op patrouille in de Negev-woestijn en moordt in koelen bloede een groep Palestijnse bedoeïenen uit. Een jonge vrouw is de enige overlevende. Ze wordt door de soldaten naar hun legerkamp meegenomen, waar ze haar verkrachten, doden en begraven in het zand.

In een notendop is dit de grondstof voor de novelle Een klein detail, geschreven door de Palestijnse Adania Shibli (1974). Het boek verscheen in 2017 in het Arabisch en is haar meest gelauwerde tot nu toe (ze schreef eerder twee romans en diverse toneelteksten en essays). Het haalde in 2021 de longlist van de International Booker Prize en is nu uitstekend vertaald door Djûke Poppinga.

Over de auteur
Jenne Jan Holtland is correspondent Midden-Oosten voor de Volkskrant en woont in Beiroet. Hiervoor was hij correspondent Centraal- en Oost-Europa. Hij is auteur van het boek De koerier van Maputo (2021).

Een klein detail bestaat uit twee delen, elk met een eigen naamloze hoofdpersoon. In deel één is dat de pelotonscommandant onder wiens leiding de moordpartijen plaatsvinden. Hij is een Mann ohne Eigenschaften bij wie de lezer geen blik naar binnen is vergund. Gedachten of twijfels krijgt hij niet, we kijken alleen over zijn schouder mee terwijl hij bevelen geeft, insecten platslaat en zich trillend van de koorts aan het meisje vergrijpt, voor hij haar in de woestijn laat ombrengen. Een schorpioenbeet in zijn dijbeen houdt hij krampachtig verborgen. Als de wond begint te zweren, voel je als lezer al welk einde hem te wachten staat.

Beklemmend

Shibli dient het op in een geserreerde, beklemmende stijl die onmiddellijk overtuigt, een enkele onhandigheid daargelaten. ‘Tussen de plooien van de nacht klonk nu en dan hondengejank’, schrijft ze bijvoorbeeld. Een krachtig beeld, maar als twee pagina’s verderop ook de heuvels plooien krijgen, is het effect weg. Het hondengejank had de koortsachtige sfeer kunnen versterken, maar omdat Shibli al te vaak op dat motief varieert (de eerste veertig pagina’s is er zestien keer sprake van een blaffende, springende of jammerende hond), leidt het eerder af.

Ze revancheert zich ruimschoots in het tweede deel. Een stotterende Palestijnse met een saaie kantoorbaan leest in de krant over het voorval uit 1949 en kan het niet van zich afzetten. Wat klein is, voelt voor haar levensgroot, en alles om haar heen komt ongefilterd binnen (‘autisme’, vermeldt de achterflap). Grenzen ziet ze pas als ze die allang overschreden heeft. Het is vooral ‘een kwestie van domheid’, spreekt ze zichzelf bestraffend toe, ‘want zodra ik over een grens ga, val ik in een diep gat van onzekerheid en verwarring.’

Het overkomt haar wanneer een straatverkoper te veel geld vraagt voor een beschimmelde krop sla, maar evengoed wanneer ze leest dat er precies een kwarteeuw zit tussen de moord op het bedoeïenenmeisje en haar eigen geboorte. Ze beschouwt het als een teken van het universum; het is haar ‘plicht’ het meisje een stem te geven.

Moeizame roadtrip

In een huurauto begint ze aan een roadtrip naar de plaats delict, met militaire wegversperringen, geweervertoon en bombardementen op Gaza als onnadrukkelijk decor. Haar spel met grenzen bereikt een climax als ze de bezette Jordaanoever verlaten heeft en Israël doorkruist, waar alles erop gericht lijkt datgene aan het zicht te onttrekken waar ze naar op zoek is (in een interview vertelde Shibli dat haar boekpresentatie in Palestina een sof was; de Israëlische autoriteiten hielden de import van haar in het buitenland gedrukte boek tegen. Ze loste het op door de tekst bij een kopieerwinkel te laten vermenigvuldigen). Behalve een wegenkaart van nu heeft ze er een bij zich met daarop de verdwenen Palestijnse dorpen van vóór de massale verdrijving van 1948. ‘Het is alsof hun namen vanaf het papier naar me toe willen springen.’

Langzaam dringt de vergeefsheid van de missie tot haar door. Begrijpelijk wordt dan ook waarom de commandant uit deel één van bordkarton moest blijven: zijn geschiedenis laat zich niet meer navoelen, daarvoor is er te veel tijd verstreken. Er zijn alleen nog daden, kale feiten, letters op papier, stellingkasten in verstofte archieven. Op een achtergebleven muur, niet ver van de plaats delict, herinnert een leus aan de strijd die er ooit gevoerd is: ‘Niet het kanon, maar de mens zal overwinnen.’ Al het andere is door woestijnzand bedolven.

Adania Shibli: Een klein detail. Uit het Arabisch vertaald door Djûke Poppinga. Koppernik; 127 pagina’s; € 21,50.

Op vrijdag 24 maart is Adania Shibli te gast in cultureel centrum De Balie in Amsterdam, waar ze in gesprek gaat met Arnon Grunberg.

null Beeld Koppernik
Beeld Koppernik

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden