boekrecensie
Back to the Office toont het malheur van de kantoortuin – plus vijftig iconische kantoorgebouwen ★★★★☆
De auteurs van Back to the Office zijn duidelijk geen fan van het open kantoor. Gelukkig is het boek óók een ode aan revolutionaire kantoorarchitectuur.
Als makke schaapjes figureren werknemers al 65 jaar lang in het Grote Kantoordrama. De werkvloer, waar ze meer uren doorbrengen dan thuis op de bank, is sinds de uitvinding van het Bürolandschaft in Duitsland in 1958 het domein van foute officeconsultants en verandermanagers. De open kantoortuin is steevast een matig productieve werkomgeving die wordt gekenmerkt door wezenloze verplaatsingen tussen koffiemachine, krappe flexplek en de zitzak in de loungehoek (die een vermomde ziektekiemenbom is).
Het is duidelijk dat de auteurs van het overzichtsboek Back to the Office geen liefhebber zijn van het open kantoor. Ruth Baumeister (architect) en Stephan Petermann (architectuurhistoricus) verbazen zich erover dat het werkmilieu vaak niet goed is vormgegeven en met weinig deugdelijk wetenschappelijk onderzoek is onderbouwd. Gelukkig is het boek ook een ode aan vijftig revolutionaire kantoorgebouwen van 1890 tot nu: van het Seagram Building in New York van Ludwig Mies van der Rohe, Centraal Beheer in Apeldoorn van Herman Hertzberger tot de Pirelli-toren van Giò Ponti in Milaan.
Even wat handzame weetjes: de ideale kantoortemperatuur is 21,6 graden. Een graad hoger of lager verlaagt de productiviteit met 1 tot 2 procent. Het gemiddelde bureaublad is de afgelopen zeventig jaar 4 centimeter gegroeid. Het aantal werkplekmeters daarentegen is gekrompen van 18 tot 7 vierkante meter.
Splijtende inzichten
Waarom ziet het hedendaagse kantoorinterieur er eigenlijk uit zoals het eruitziet? In Back to the Office wordt een handjevol architecten en consultants aangewezen dat vanaf de jaren zestig het Duitse bureaulandschap succesvol bij de corporate wereld naar binnen heeft geduwd. Splijtend inzicht was daarbij dat het bedrijfsleven niet langer zocht naar het optimaliseren van machines en fabrieken, maar naar het optimaliseren van de mens, de werknemer. De McKinsey-bijbel uit begin jaren tachtig, In Search of Excellence, met zijn mix van zachte en harde voorwaarden voor succesvol ondernemerschap, gecombineerd met een open werkproces op de vloer, wordt nog steeds gelezen.
Intussen zijn in veel kantoortuinen de scherpe kantjes er wel af. Een eigen hoekje zo nu en dan kan prettig zijn om iets uit je handen te laten komen. Bovendien heeft corona laten zien dat thuiswerken bijzonder effectief kan zijn, ver weg van de ongevraagde sociale ruis aan de flexdesk. Niet heel gek dat in Back to the Office de roep klinkt om in postpandemietijd het kantoor fundamenteel op de schop te nemen. Daarbij pleiten de auteurs vooral voor het hergebruiken van revolutionaire iconische kantoorgebouwen.
Vijftig hoogtepunten
Dat is een aanloopje naar de selectie van vijftig hoogtepunten uit 130 jaar kantoorarchitectuur, de ruggegraat van dit boek. Verrassend veel daarvan komt uit Nederland. Naast het gebouw van Hertzberger voor Centraal Beheer uit 1972 ook het hoofdkantoor van Van Leer (1958) in Amstelveen van modernist Marcel Breuer, Johnson Wax (1964) in Mijdrecht en het Tomadohuis (1962) in Dordrecht, beide van Huig Maaskant, en de Delftse Poort (1991) van Abe Bonnema in Rotterdam.
Bij de selectie van monumentale vernieuwende kantoorarchitectuur hoort natuurlijk een pleidooi om nooit te slopen, maar oude kantoren van dit kaliber een nieuw bestaan te bieden. Want een goed ontworpen kantoor is een kat met zeven levens.
Ruth Baumeister en Stephan Petermann: Back to the Office. nai010 uitgevers; 520 pagina’s; € 69.