Reconstructie
Mevrouw van Overdijk (90) liet naar schatting tienduizend dingen na. Wat gebeurt daarmee?
Na het overlijden van de laatste ouder valt er voor de kinderen veel op te ruimen. Zowel de spullen als de herinneringen krijgen een nieuwe plek. Schrijver Dick Wittenberg keek mee bij één Brabantse familie en schreef een boek over deze bijzondere periode.
Uitvaartbegeleider Lian van Meel aan de telefoon. Ze komt meteen ter zake. ‘Ik denk dat ik een familie voor je heb.’ Ik weet direct waar ze op doelt. Vijf jaar geleden vatte ik het plan op om over de afwikkeling van de nalatenschap van een laatste ouder te schrijven. Mij viel op dat het afscheid nemen van een vader of moeder binnen een week is bekeken, maar dat het ruimen van diens spullen vaak maanden vergt, soms jaren. En dat er zelden over die bewogen fase wordt gesproken. Alsof dat binnenskamers, binnen de familie hoort te blijven. Ik wilde in kaart brengen wat zich in die onderbelichte periode afspeelt, welke emoties ze oproept en hoe ze familieverhoudingen op scherp zet. Niet in het algemeen, maar aan de hand van één gezin.
Ik benaderde vijf uitvaartbegeleiders. Waren zij bereid als bemiddelaar te fungeren tussen mij en een familie die kort tevoren een laatste ouder had verloren? Ja, maar met de grootst mogelijke terughoudendheid, lieten ze weten. Zolang het geen inbreuk zou maken op het rouwproces. In de praktijk kwam dat neer op hoogst zelden. Ik had de hoop al bijna opgegeven. Tot dat telefoontje. ‘Deze mevrouw is 90 geworden’, zegt de uitvaartbegeleider. ‘Ze laat zeven kinderen achter. Tot op het laatst heeft ze zelfstandig gewoond. Haar oudste zoon verwacht je telefoontje.’
Twee dagen later zit ik in een verbouwde boerderij aan de keukentafel bij Toon van Overdijk, gepensioneerd leraar Engels, 64 jaar. Toon en ik, wij voeren een verkennend gesprek. Hij wil weten wat voor vlees hij in de kuip heeft. Hoe ik te werk ga? Wat mij voor ogen staat? Is de nagedachtenis van zijn moeder bij mij wel veilig? Leidt mijn aanwezigheid tot spanningen tussen broers en zussen?
Ook ik schat kansen en valkuilen in. Ik wil me een beeld proberen te vormen van zijn moeder en de tijd waarin ze leefde aan de hand van haar achtergelaten spullen. Hoe vrij kan ik me in haar huis bewegen? Mag ik overal bij zijn? Mag ik alles zien?
Toon en ik, wij durven het wel aan. Hij belt meteen naar Antoinette, de eerstgeborene van het gezin, om te regelen dat ik zo snel mogelijk kan langskomen in moeders huis. Zij bezocht haar moeder vrijwel dagelijks. Ze inventariseert nu in haar eentje de spullen van moeder. ‘Zo wil Antoinette het’, zegt Toon. ‘Het helpt haar misschien afscheid te nemen van moeder. Uiteindelijk komt ze met een lijst van spullen. Dan volgt er een familiebijeenkomst om de spullen te verdelen. We hebben geen haast.’
Vier weken na de dood van Jo van Overdijk-Van de Ven stap ik in Oirschot het huis binnen waar ze de laatste tweeëndertig jaar heeft gewoond. Aarzelend loop ik de woonkamer in. Gedachteloos ga ik zitten in een grote leren leunstoel midden in een overvolle ruimte waar ik meteen niet weet waar ik moet kijken. ‘Dat is de stoel van moeder’, zegt Antoinette. Ik spring op. ‘Ga maar lekker zitten’, maant Antoinette. ‘Ze is er toch niet meer.’
Antoinette dacht dat ze de weg kende in dit huis. Ze meende dat ze wel zicht had op moeders spullen, dat ze ook wist waar alles lag. Dat bleek een vergissing. Eenmaal systematisch rondkijkend viel ze van de ene in de andere verbazing. Als ze een kastdeur opentrok waarachter ze nooit eerder een blik had geworpen. Als ze een laatje inspecteerde waarvan ze de inhoud nooit had gezien.
Moeder bewaarde alles. Daar kwam Antoinette snel genoeg achter. Alle bankafschriften sinds 1959. Alle garantiebewijzen van alle apparaten die ze ooit kocht. Alle ansichtkaarten, felicitatiekaarten, rouwkaarten, vakantiekaarten en kerstkaarten die ze ooit had ontvangen. Daartussen zat ook een lichtblauwe omslag van de belasting waarop moeder in haar statige handschrift had geschreven: ‘Schoolgeld afbetaald’. Onder dat laatste woord twee strepen. En daaronder: ‘’t Laatste schoolgeld voor de jongste. Ook dat is voorbij.’
Bij het inventariseren houd ik Antoinette vaak gezelschap. Ik zie hoe ze worstelt met haar monumentale taak. Tien weken na de dood van haar moeder komt ze er opeens achter dat de koelkast nog leeg moet. Ze slaat zich voor het hoofd.
Ze somt op wat ze aantreft in de diepvries: zeven superkleine maaltijden, twee volledige maaltijden, vissticks, vier sneden brood, vier frikandellen, een bakje vanille-ijs. Moeder at steeds minder. Op het laatst kreeg ze zelfs vloeibaar voedsel met moeite verteerd. Antoinette vindt het zonde al dat goede eten weg te gooien. Dat geldt ook voor de etenswaar die ze in de koelkast aantreft: appelstroop, pindakaas, een ongeopend pak appelsap. Ze neemt straks alles mee naar huis. Haar voorschot op de erfenis.
Naarmate het werk vordert, zie ik Antoinette steeds nijdiger worden. Op haar moeder. ‘Ze gaf me altijd het idee dat het nooit goed was wat ik deed’, moppert Antoinette. ‘Dat ik nooit aan haar standaard van schoonmaken en ordenen voldeed. Blijkt dat ze er zelf een potje van heeft gemaakt. Niet alleen het laatste jaar, al veel eerder. Ik had nooit verwacht dat het hier zo’n rommeltje was.’
Dag na dag laat Antoinette moeders spullen door haar handen gaan. Een voor een noteert ze die in een schrift. Samen vormen ze een rouwstoet waar geen einde aan lijkt te komen. En ik realiseer me dat ieder mens die sterft, een museum is dat in de as wordt gelegd. En dat ieder huis dat na een overlijden wordt ontmanteld, een heiligdom is dat wordt gesloopt. Erfgoed dat voorgoed verloren gaat. Moeder Jo van Overdijk was mede wat ze bezat aan spullen. Haar spullen weerspiegelen haar bestaan.
Het inventariseren is bijna voltooid. Al die tijd kom ik in moeders huis, los van Antoinette, alleen de oudste kinderen tegen. José fotografeert alle schilderijen die moeder ooit maakte. Toon zorgt voor het papierwerk als executeur-testamentair; de persoon die de nalatenschap ten uitvoer brengt. Hij beheert de nalatenschap namens de erfgenamen.
Waar blijven Louis, Ben, Jack en Rob? Al die tijd heb ik de jongste vier kinderen niet in hun moeders huis gezien. Ze hebben het te druk met werk en gezin, vertellen hun zussen. ‘Ze hebben mannenzaken aan hun hoofd.’ Pas op een zondag in december komen alle zeven kinderen van Jo van Overdijk in haar huis bij elkaar, vermoedelijk voor de allerlaatste keer. Vandaag verdelen ze haar spullen. Nu kan de tombola dan eindelijk beginnen. Wie wil wat? Op de lijst van Antoinette staan 1.487 vermeldingen die naar schatting verwijzen naar tienduizend spullen.
In dit gezelschap is Antoinette duidelijk degene die zich het best heeft voorbereid. Ze stuurde me eerder haar verlanglijst voor deze verdeeldag. Ik weet dus dat ze 185 nummers van de inventarislijst heeft aangevinkt.
Voor driekwart van moeders boeken heeft geen van de kinderen interesse. Die mogen naar de kringloop. Daar komt het meeste meubilair ook terecht. Zelfs de eethoek met uitschuiftafel en vier stoelen met biezen zitting, nog gemaakt door moeders vader en een paar van haar broers, wil niemand hebben. Hetzelfde geldt voor de bank en moeders relaxfauteuil.
Om tientallen erfstukken wordt verhit gedobbeld. De stenen stuiteren van de salontafel regelmatig op de vloer. Vaders riem gaat naar Louis. José krijgt vaders paletstok. José wint bij het dobbelen het vaakst. De bijeenkomst loopt ten einde als ze moeders schilderijen verdelen. De kapel van de Heilige Eik die moeders rouwkaart sierde, gaat naar Louis. Jack krijgt een heidelandschap. Toon een wintertafereel. José viooltjes. Het laatste schilderij dat moeder nooit heeft voltooid, is voor Antoinette. Opeens heeft iedereen haast om weg te komen. Het is genoeg geweest, misschien zelfs te veel.
De uitvoerige verdeelsessie is sommige kinderen niet in de koude kleren gaan zitten, lees ik in een mail die José me nog dezelfde avond stuurt. ‘Tuten de oortjes nog?’, schrijft ze. ‘Ik zag op tegen eventuele onderlinge onenigheid. Sommige familieleden begrijpen elkaar namelijk doorgaans niet zo goed. Daarom ben ik blij dat het achter de rug is’, vervolgt ze.
‘Thuisgekomen ben ik afgeknapt. De spanning kwam eruit. Ook het besef dat moeder overleden is en niet terugkomt, begint nu pas echt door te dringen. Haar spulletjes, haar geur, alle dingen die haar zo eigen waren... weg.’ Met een betraande smiley besluit José haar bericht.
Het afwikkelen van de nalatenschap van een laatste ouder is een emotionele achtbaan van vasthouden en loslaten. Elke nabestaande beleeft dat op zijn eigen manier. Dat zie ik bij deze broers en zussen. Het ene kind heeft veel tijd nodig om aan de nieuwe werkelijkheid te wennen. Als alle spullen straks weg zijn, wat blijft er dan nog over van moeder? Het andere kind kan het ruimen niet snel genoeg gaan. Het leven moet verder. Voorbij is voorbij.
Bij het verdelen van de erfenis draait het zelden alleen om geld of spullen, schrijft gezinstherapeut Else-Marie van den Eerenbeemt in haar boek Wie krijgt de gouden armband van moeder? Volgens haar gaat het in de eerste plaats om ‘liefdeskapitaal’. Alles wat er in het gezin is vergeven aan liefde, erkenning en waardering, wordt na het overlijden gewikt en gewogen. Elk kind maakt zijn eigen slotbalans op. Heeft hij of zij genoeg gegeven? Heeft hij of zij genoeg gekregen?
De balans tussen geven en nemen die elk kind onbewust bijhoudt, wordt volgens haar sterk beïnvloed door de betrekkingen die eventuele broers en zussen met de ouders hadden. Hoe ziet de balans bij hen eruit? Wat gaven en kregen zij? Het is afrekentijd.
Verstoorde relaties kunnen volgens haar lang worden geloochend, genegeerd of uit de weg gegaan. Tot de dood van de laatste ouder. Dan is er geen ontkomen meer aan. Het definitieve afscheid roept een scala aan emoties en spanningen op, het afhandelen van de nalatenschap doet dat in versterkte mate. In die situatie vallen veel kinderen volgens Van den Eerenbeemt als vanzelf terug in de rol die ze kregen in hun jeugd. Gezinspatronen herhalen zich.
‘Terug naar vorige week zondag’, schrijft José me na de verdeelbijeenkomst in een mail. ‘Wat een uitputtingsslag. Zoals we zijn, zo waren we daar. Antoinette op het toppunt van gespannen zijn. Louis te laat. Toon rustig en joviaal naar iedereen die binnenkwam. Jack met een hoop gepraat, en komische onzin uitkramend. Ben zich ergerend omdat Louis te laat was, dat alles zo ongeregeld was in zijn ogen. Rob rustig, maar hij wilde het wel zo snel mogelijk achter de rug hebben. En ten slotte ik, zei de gek.’
En dan schrijft ze over moeders spulletjes die ze heeft bemachtigd en hoeveel plezier ze daaraan beleeft. ‘Wat ben ik blij met het beeldje van Jozef met kind, de patroonheilige van mij en mijn vader. Zijn hoofd is al ooit opnieuw op zijn romp gezet en zijn wijsvinger is opnieuw gemodelleerd en aangezet. Alle tientallen keren dat ik hem afstofte, kreeg ik van moeder te horen dat ik voorzichtig moest zijn met het vingerke, omdat het er al ooit af was geweest.’
Ze vervolgt: ‘Het ronde doosje uit de salontafella heeft moeder ooit zelf beschilderd in Hindelooper-stijl. Met vader is ze ooit in Hindeloopen op bezoek geweest. Moeder kocht daar een boekje. Vader heeft toen gezorgd dat moeder de geschikte verf kreeg en hielp haar met het mengen van de kleuren. Zij gebruikte dit doosje om kruimeltjes, haartjes, huidschilfers etc. in te doen die ze rondom haar stoel van de vloer raapte. Toen zij was overleden, zat dat er nog in. Antoinette heeft de inhoud weggegooid in haar vlijt. Gelukkig heb ik het doosje nu nog.’
Ook alle andere kinderen bewaren bij hun thuis een stukje moeder. Voor Antoinette is dat de secretaire en nog zoveel meer. Voor Toon de twee schilderijtjes die vader ooit maakte op boomschors, vanwege het liefdesverhaal dat daaraan is verbonden. Voor Louis het enige abstracte schilderij van moeder. Voor Ben een audiotoren en het monopolyspel. Voor Jack een kruisbeeld met de indigoblauwe tegels die heeroom ooit meebracht uit Mozambique. Voor Rob de speelgoed-buurtbus waar zijn zoon nooit mee mocht spelen. Al die stukjes samen vormen een portret van Jo van Overdijk.
Na de afwikkeling van de nalatenschap van een laatste ouder, die onvermijdelijk rommelig en slopend is, vinden de meeste nabestaanden weer rust en evenwicht. De herinneringen blijven. Ook zij zijn deel van de erfenis.
Wat doen we met de spullen? Een portret van Nederland in één nalatenschap door Dick Wittenberg, verschijnt op 2 november (Allerzielen) bij uitgeverij De Correspondent.