RecensieHet trage lage land
Meer jong talent had Het trage lage land spannender gemaakt (drie sterren)
Het Nederlandse landschap – in de breedste zin van het woord – wordt vorstelijk gepresenteerd in Museum More. Wel speelt het museum op safe, meer jong talent had deze foto-expositie spannender gemaakt.
Voor het eerst in zijn driejarige geschiedenis presenteert museum More in Gorssel, dat zich toelegt op modern-realistische kunst, met Het trage lage land een fotografietentoonstelling. Grote zalen met royale prints van voornamelijk bekende Nederlandse fotografen, met nadruk op – de titel van de tentoonstelling verraadt het al – het Nederlandse landschap. Samensteller Jurriaan van Kranendonk, voormalig galeriehouder in Den Haag, heeft het thema enigszins opgerekt, zodat ook innerlijke ‘landschappen’ – interieurs net zo goed als portretten – er deel van kunnen uitmaken. De enige begrenzing lijkt de geografische, van Nederland.
Inhoudelijk heeft het museum zich bij deze primeur niet op glad ijs begeven. Het speelt op zeker met werk van grote namen als Wout Berger (foto’s van giflandschappen en een mooi Hendrick Avercamp-achtig tafereel van de met schaatsers bezaaide bevroren Gouwzee), Koos Breukel (portretten van mensen met onderling afwijkende ogen), Noor Damen (tuinders te midden van hun bloeiende delphinium), Hans van der Meer (Hollandse voetbalvelden) en Jan Koster, die magistrale panorama’s samenstelt uit zijn opnamen van rivierlandschappen. Ook de beroemde, close portretten van Céline van Balen van moslimmeisjes met hun hoofddoek, eind vorige eeuw, zijn weer eens te zien. Die werken alleen al, van de kunstenaar die met fotograferen is gestopt, maken een bezoek aan Gorssel de moeite waard.
Naast dat werk van fotografen die zich al lang en breed hebben bewezen, is er werk van jongere generaties. Zoals van Tahné Kleijn, in 2015 afgestudeerd aan de St. Joost-academie in Breda. Komisch en tegelijk schrijnend zijn haar tableaux vivants over haar familie, waar drank- en drugsgebruik de sfeer en omgangsvormen bepalen. Kleijn refereert met de lege flessen en volle asbakken in de woonkamer nadrukkelijk aan Jan Steen. Iets te nadrukkelijk, maar de sfeer van alcoholische vrolijkheid en naargeestigheid beklijft.
Een groter contrast tussen de alcoholische interieurs en de aangeharkte interieurs uit de serie Gods Bedoeling van Samuel Otte is moeilijk te vinden. Otte, opgevoed met het reformatorisch geloof (maar niet meer belijdend), portretteerde gereformeerde jonge stellen in hun woonkamer, die ze niet eerder hebben betrokken dan nadat hun huwelijk was bezegeld. Laminaatvloeren, houten salontafels, kale, in donkere tinten gesausde wanden en veel stereo-accessoires (twee kussens in hartvorm, twee identieke vazen, twee waxinelichthouders) – en de echtparen daar ontspannen tussen. Wat de een als benauwend kleinburgerlijk ervaart, kan de ander beschouwen als een toonbeeld van kalmte en, inderdaad, godsvertrouwen. Mooi, dat Ottes fotografie ruimte biedt voor die uiteenlopende interpretaties. Aandoenlijk is ook zijn videofilmpje, waarin een aankomend echtpaar op een bouwrijpe kavel naar elkaar gebaart waar straks de woonkamer, ramen en keuken zich zullen bevinden – een choreografie van de geplande toekomst.
Meer jong talent als Otte en Kleijn had deze expositie spannender gemaakt; wie de Nederlandse fotografie enigszins volgt, wordt door de keuzen niet verrast. Anderzijds: zo vorstelijk als More hen presenteert, is ook een hernieuwde kennismaking verre van een straf.
Het trage lage land, Museum More, Gorssel. T/m 9/9. Catalogus (introductie Merel Bem) € 29,95.